Herhalen werkwoordsoorten

n
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

n

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • de verschillende werkwoordsoorten in een zin benoemen.

 

Slide 2 - Tekstslide


Welke drie werkwoordsoorten ken je?

Slide 3 - Open vraag

Benoem de werkwoorden in de volgende zin:

Ik heb dat altijd al willen kopen.
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen

Slide 4 - Quizvraag

Ik heb dat altijd al willen kopen.

Benoem van de bovenstaande zin de zelfstandige werkwoorden (zww) en de hulpwerkwoorden (hww).
A
heb, willen = hww kopen = zww
B
heb, willen, kopen = zww
C
heb, willen, kopen = hww
D
heb = hww willen, kopen = zww

Slide 5 - Quizvraag

   zelfstandig werkwoord              hulpwerkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Het onderwerp doet iets
ZELFSTANDIG WERKWOORD
Hij is een vlogger.
Het onderwerp is iets
KOPPELWERKWOORD

Slide 7 - Tekstslide

Benoem de werkwoorden 
1. Peter gaat naar Groningen. 
2. Peter is in Groningen gaan studeren. 
3. Peter is sportief. 
4. Peter is gelukkig gebleven.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden
1. Peter / gaat / naar Groningen. 
  • gaat = ZWW
2. Peter / is / in Groningen / gaan / studeren. 
  • is, gaan = HWW, studeren = ZWW 
3. Peter / is / sportief. 
  • is = KWW 
4. Peter / is / gelukkig / gebleven.
  • is=HWW, gebleven= KWW 

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
De werkwoorden zijn, worden en blijven kunnen zowel als koppelwerkwoord of als hulpwerkwoord gebruikt worden. 

De werkwoorden zijn, blijven en schijnen kunnen ook als 
zelfstandige werkwoorden gebruikt worden. 


Slide 10 - Tekstslide