T5 B7 Zintuigen en impulsen

B7 Zintuigen en impulsen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

B7 Zintuigen en impulsen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  1. Je kunt uitleggen wanneer zintuigen prikkels omzetten in zenuwimpulsen.
  2. Je kunt de bouw en functie van drie typen zenuwcellen benoemen.

Als je reageert op je omgeving, werken je zintuigen samen met je zenuwstelsel en je spierstelsel. Verschillende typen zenuwcellen geleiden de impulsen van en naar je hersenen.

Slide 2 - Tekstslide

Filteren van prikkels
Een prikkel wordt pas een impuls als deze hoger is dan de drempelwaarde.

Prikkels onder de drempelwaarde
reageren we niet op, dit is
gewenning.

Slide 3 - Tekstslide

Impulsfrequentie
Hoe vaak een impuls ontstaat

Zwakke prikkel:
Lage impulsfrequentie

Sterke prikkel:
Hoge impulsfrequentie

Slide 4 - Tekstslide

Adequate prikkels 
Zintuigencellen hebben een specifieke (adequate) prikkel waarop ze reageren.

Ze kunnen ook niet adequate prikkels waarnemen maar de drempelwaarde is dan hoger.

Slide 5 - Tekstslide

Leren door gewenning
  • Gewenning = het afleren te reageren op prikkels.

  • Voorbeelden?

Slide 6 - Tekstslide

Gewenning en Motivatie

Slide 7 - Tekstslide

3 typen zenuwcellen
Gevoelszenuwcel


Schakelzenuwcel


Bewegingszenuwcel

Slide 8 - Tekstslide

Welke 3 typen zenuwcellen?

Slide 9 - Tekstslide

3 typen zenuwcellen

Slide 10 - Tekstslide

Grijze stof:
Cellichamen

Witte stof:
Uitlopers

Zenuwknoop:
Cellichamen van gevoelszenuwen

Slide 11 - Tekstslide

2

Slide 12 - Video

Wat is de kleur van de jurk?
blauw met zwart
wit met goud
iets anders

Slide 13 - Poll

Welke van de twee vlakken is donkerder?
bovenste
onderste
iets anders

Slide 14 - Poll

Motivatie en drempelwaarde
  • Motivatie is de bereidheid van een dier om bepaald gedrag uit te voeren
  • Hogere motivatie zorgt voor lagere drempelwaarde en andersom

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een adequate prikkel?
A
De prikkel waar een zintuig niet op reageert
B
Een prikkel die steeds maar doorgaat.
C
De minimale sterkte van een prikkel
D
De prikkel waar een zintuig op reageert

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een drempelwaarde?
A
De hoogste prikkel waarbij een zintuig reageert
B
De laagste prikkel waarbij een zintuig reageert
C
De hoogste prikkel waarbij de hersenen reageren
D
De laagste prikkel waarbij de hersenen reageren

Slide 17 - Quizvraag

wat is geen gewenning?
A
je ruikt na een tijdje je geurtje niet meer
B
je ruikt de appeltaart na een tijd niet meer
C
je ruikt de vieze was
D
je ruikt de hond niet meer

Slide 18 - Quizvraag

Wat is motivatie?
A
De zin om een handeling uit te voeren
B
Alles wat een mens of dier doet
C
Niet meer reageren op een bepaalde prikkel
D
Aandacht voor anderen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is gewenning?
A
Leren dat je altijd moet reageren.
B
Leren dat reageren niet altijd nodig is.
C
Leren dat reactie noodzakelijk is.
D
Leren in korte gevoelige periode.

Slide 20 - Quizvraag

Welke type zenuwcellen zijn verantwoordelijk voor het bewegen van een spier?
A
Gevoelszenuwcellen
B
Schakelcellen
C
Bewegingszenuwcellen

Slide 21 - Quizvraag

Gevoelszenuwen geleiden impulsen van ....
A
zintuigen naar het ruggenmerg
B
het ruggenmerg naar zintuigen
C
spieren naar het ruggenmerg
D
het ruggenmerg naar spieren

Slide 22 - Quizvraag

waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
A
hersenen
B
hersenen en zenuwen
C
hersenen, zenuwen en ruggenmerg
D
hersenen en ruggenmerg

Slide 23 - Quizvraag

Waar geleiden gevoelszenuwcellen de impulsen naar toe?
A
Zintuigen
B
Klein hersenen
C
Grote hersenen
D
Spieren

Slide 24 - Quizvraag