Schrijven - Column

Vandaag:

Overtuigende tekst - column
Zakelijke brief (email)
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:

Overtuigende tekst - column
Zakelijke brief (email)

Slide 1 - Tekstslide

Overtuigende tekst
  • Je geeft je mening in de vorm van een stelling.

Mening: Ik vind dat drones verboden moeten worden.
Stelling: Drones moeten verboden worden.

  • Daarna noem je argumenten om je mening te onderbouwen. 

Slide 2 - Tekstslide

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)
- een column
- een reactie op een forum

Slide 3 - Tekstslide

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)
- een reactie op een forum
- een column

Slide 4 - Tekstslide

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)
- een reactie op een forum
- een column

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel 'overtuigen'?
A
Hij wil dat je iets gaat doen.
B
Hij wil dat je iets gaat denken.
C
Hij wil je zijn mening geven.
D
Hij wil je informatie geven.

Slide 7 - Quizvraag

Opbouw overtuigende tekst
1. Inleiding
Je geeft aan waar je op reageert.
Je noemt het onderwerp van de tekst.
2. middenstuk
Hier komt jouw mening met argumenten 
(en het verwerpen van tegenargumenten)
3. slot
Hier zet je de conclusie. Daaronder je naam en woonplaats.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is GEEN stelling?
A
Ik vind dat de avondklok moet stoppen.
B
De avondklok moet verkort worden.
C
Inkorten van de avondklok is beter.
D
De invoering van de avondklok is onzin.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een goed geformuleerde stelling?
A
Wat is een vaccin?
B
Vaccins zijn verboden.
C
Zoveel mogelijk mensen moeten zich laten vaccineren.
D
In het vaccin zit een microchip.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een goed argument bij de stelling:
Winkelen op bestelling moet kunnen.

A
Want dit is beter voor de ondernemers.
B
Want dan kan ik tenminste weer wat kopen.
C
Want dat is niet goed voor de economie.
D
Want anders wordt iedereen werkloos.

Slide 11 - Quizvraag

Geef één argument bij de stelling:
Alle examens moeten worden afgelast.

Slide 12 - Open vraag

Geef je eigen mening in de vorm van een stelling.
Wat vind jij van de rellen in de grote steden?

Slide 13 - Open vraag

In de inleiding noem je de bron van het artikel die je gelezen hebt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Jouw argumenten geef je pas in het middenstuk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Elk argument krijgt een eigen alinea.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

In jouw column noem je ook tegenargumenten.
A
Ja
B
Nee
C
Alleen als je ze kunt weerleggen (wegstrepen).
D
Alleen als je het daar ook mee eens bent.

Slide 17 - Quizvraag

In het slot geef je een korte samenvatting van je tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag