Schrijven - CV en Column

Vandaag:
Reclametekst - affiche
Uitnodiging
Zakelijke brief
Overtuigende tekst - column
Curriculum Vitae (C.V.)
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vandaag:
Reclametekst - affiche
Uitnodiging
Zakelijke brief
Overtuigende tekst - column
Curriculum Vitae (C.V.)

Slide 1 - Tekstslide

Overtuigende tekst
  • Je geeft je mening in de vorm van een stelling.

Mening: Ik vind dat drones verboden moeten worden.
Stelling: Drones moeten verboden worden.

  • Daarna noem je argumenten om je mening te onderbouwen. 

Slide 2 - Tekstslide

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)
- een column
- een reactie op een forum

Slide 3 - Tekstslide

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)
- een reactie op een forum
- een column

Slide 4 - Tekstslide

Overtuigende teksten:

- ingezonden brief (een brief in de krant)
- een reactie op een forum
- een column

Slide 5 - Tekstslide

Wat wil de schrijver bereiken met het tekstdoel 'overtuigen'?
A
Hij wil dat je iets gaat doen.
B
Hij wil dat je iets gaat denken.
C
Hij wil je zijn mening geven.
D
Hij wil je informatie geven.

Slide 6 - Quizvraag

Opbouw overtuigende tekst
1. Inleiding
Je geeft aan waar je op reageert.
Je noemt het onderwerp van de tekst.
2. middenstuk
Hier komt jouw mening met argumenten 
(en het verwerpen van tegenargumenten)
3. slot
Hier zet je de conclusie. Daaronder je naam en woonplaats.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is GEEN stelling?
A
Ik vind dat de avondklok moet stoppen.
B
De avondklok moet verkort worden.
C
Inkorten van de avondklok is beter.
D
De invoering van de avondklok is onzin.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een goed geformuleerde stelling?
A
Wat is een vaccin?
B
Vaccins zijn verboden.
C
Zoveel mogelijk mensen moeten zich laten vaccineren.
D
In het vaccin zit een microchip.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een goed argument bij de stelling:
Winkelen op bestelling moet kunnen.

A
Want dit is beter voor de ondernemers.
B
Want dan kan ik tenminste weer wat kopen.
C
Want dat is niet goed voor de economie.
D
Want anders wordt iedereen werkloos.

Slide 10 - Quizvraag

Geef één argument bij de stelling:

Alle examens moeten worden afgelast.

Slide 11 - Open vraag

Geef je eigen mening in de vorm van een stelling.
Wat vind jij van de rellen in de grote steden?

Slide 12 - Open vraag

In de inleiding noem je de bron van het artikel die je gelezen hebt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Jouw argumenten geef je pas in het middenstuk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Elk argument krijgt een eigen alinea.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

In jouw column noem je ook tegenargumenten.
A
Ja
B
Nee
C
Alleen als je ze kunt weerleggen (wegstrepen).
D
Alleen als je het daar ook mee eens bent.

Slide 16 - Quizvraag

In het slot geef je een korte samenvatting van je tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Je C.V.
Curriculum vitae 

Slide 18 - Tekstslide

Ik heb al eens een C.V. gemaakt.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Personalia
  • Je voornaam en achternaam
  • Je adres (plaatsnaam in hoofdletters)
  • Telefoonnummer en e-mailadres
  • Geboortedatum en geboorteplaats
  • Geslacht en nationaliteit 

Slide 20 - Tekstslide

Een C.V.
  • Je maakt een overzicht van je gegevens, opleidingen en werkervaring.
  • Deze voeg je toe als bijlage bij je sollicitatiebrief.
  • Zorg ervoor dat je opvalt.

Slide 21 - Tekstslide

Diploma’s 
Noem al je relevante diploma’s.

(Als je nog met een opleiding bezig bent, geef je aan wanneer je klaar denkt te zijn.)

Geef ook je vakkenpakket aan.

Slide 22 - Tekstslide

Je werkervaring
Zet al je relevante werkervaring op je C.V. .
Zet ook de data erbij van wanneer tot wanneer je daar gewerkt hebt.

Bijv: 
Albert Heijn Eibergen, vakkenvuller, 01-03-2020 tot heden

Slide 23 - Tekstslide

Wat zet je niet op je C.V.?
A
Je hobby
B
Je gewicht
C
Je goede eigenschappen
D
Welke talen je spreekt.

Slide 24 - Quizvraag

Je referenties
Geef hier namen en telefoonnummers van werkgevers/stagebegeleiders/etc.
die een goed woordje voor je kunnen doen.

Let op! Vraag altijd eerst even of je diegene als referentie op mag geven.

Slide 25 - Tekstslide

Wat moet je invullen bij “nationaliteit”?
A
Het land waar je woont
B
De landen waar je hebt gewoond
C
Het land waar je geboren bent
D
Het land waarvan je een paspoort hebt.

Slide 26 - Quizvraag

Wie kun je opgeven als referentie?
A
De ouders van je oppaskindje
B
Je baas bij de Albert Heijn
C
Je leidinggevende bij vrijwilligerswerk
D
Je ouders

Slide 27 - Quizvraag

1. Column schrijven
Schrijf een overtuigende tekst.
Kies uit:
- opdracht 4 van  2.7 (schrijven blok 2) 
- zelfgekozen onderwerp (wel met de eisen van blz. 85)

Slide 28 - Tekstslide

2. C.V. schrijven 
Maak je eigen c.v.

Bewaar deze goed voor als je eens gaat solliciteren!

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide