8 november 2L

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel: 
Je lesboek, schrift ,chromebook en  leesboek  
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas
Op tafel: 
Je lesboek, schrift ,chromebook en  leesboek  

Slide 1 - Tekstslide

Boek lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:

  • nakijken huiswerk
  • regels aanhalingstekens en leestekens
  • korte pauze
  • taal §2 stijl
  • huiswerk ?
  • einde les

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk vorige les
Kenan,Evan, Sowda §1
§2 vanuit je boek in je schrift

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer aanhalingstekens?
Om weer te geven wat iemand zegt (directe rede):

  • de woorden van de aanhaling plaatst men tussen aanhalingstekens 
  • je hebt begin- en eindaanhaling 
  • open de aanhalingstekens bovenaan en sluit ze bovenaan 
Om een speciaal woord of  woordgroep aan te duiden:
  • een titel vb. Gisteren keek ik naar “Belgium’s Got Talent” 
  • ironie = iets grappig vb. Wat heb jij “mooie” schoenen.

Slide 5 - Tekstslide

Directe of indirecte rede?
directe rede:
indirecte rede:
Anna zegt:"Ik houd van lezen."
Anna zegt dat ze 
van lezen
houdt. 

Slide 6 - Tekstslide


Vik zegt: "Ik wil de vissen eten geven."
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 7 - Quizvraag


Lisa zegt dat ze graag buiten speelt.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 8 - Quizvraag

Leestekens in citaat
Iets zeggen kan op verschillende manieren. Je kunt roepen, fluisteren, vragen, etc. De juiste leestekens aan het einde van het citaat komen binnen de aanhalingstekens.

Bijvoorbeeld
Selma zei: "Ik vond die film erg goed."
"Ik weet niet of ik dat durf!", gilde Sharon.

Slide 9 - Tekstslide

  • In de directe rede staat de dubbele punt voor de uitspraak.

  • De uitspraak zelf begint met een hoofdletter.

  • Als de zin begint met de uitspraak, wordt geen dubbele punt, maar een komma geschreven.


"Ik fiets liever naar de sportclub", zei mijn zus.





Slide 10 - Tekstslide

Aanhalingstekens

Omdat in de directe rede letterlijk wordt herhaald wat iemand gezegd heeft, staat dat deel tussen aanhalingstekens: "..."


Freek vraagt: "Wanneer krijg ik nieuwe voetbalschoenen?"




Slide 11 - Tekstslide


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, een dubbele punt en aanhalingstekens.
mijn zus riep blijf van mijn kleren af!

Slide 12 - Open vraag

Let op
 
Soms bestaat een citaat uit verschillende delen.
Beide delen krijgen aanhalingstekens.
• Het eerste deel krijgt aan het einde een komma vóór de sluittekens.
Na het deel dat geen citaat is, komt weer een komma.
• Het tweede deel van het citaat begint niet met een hoofdletter.

"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."

"Ik ga slapen," zei mijn broertje, "want ik ben zo moe."





Slide 13 - Tekstslide


Neem de zin over en gebruik hoofdletters waar nodig, komma('s) en aanhalingstekens.
ik kom al riep sander nog even mijn veters strikken

Slide 14 - Open vraag

  • Gedachten worden zonder aanhalingstekens geschreven.

Ik dacht: wat een suffe middag is dit.              wel een dubbele punt, 
                                                                         geen ".." en geen hoofdletter.

 Andere gevallen waar aanhalingstekens gebruikt worden:
  •  Als je een woord ironisch bedoelt:

Hij eet vanavond weer eens 'gezond'. (Je bedoelt hamburgers met frietjes.)

Dat was nog eens een 'nieuwtje'. (Dat was dus oud nieuws.)





Slide 15 - Tekstslide


In welke zin zijn de leestekens op de juiste manier gebruikt?
A
Hij dacht: "ik heb wel zin in een ijsje."
B
Hij dacht: ik heb wel zin in een ijsje.
C
Hij dacht: Ik heb wel zin in een ijsje.
D
Hij dacht: "Ik heb wel zin in een ijsje."

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

korte pauze
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Taal §2 stijl

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Wat is je opgevallen aan het betoog van Thierry Baudet?

Slide 21 - Open vraag

Lesdoel
Aan het einde van deze les ken je de stijlfiguren: enumeratio, opsomming in drieën, drieslag, climax, hyperbool, understatement en anthithese.

Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe stijlfiguren een tekst krachtiger maken.

Slide 22 - Tekstslide

Stijlfiguren
Stijlfiguren worden gebruikt om een tekst krachtiger te maken. Het zijn middelen om wat je zegt of schrijft treffender of mooier te maken.

Slide 23 - Tekstslide

Stijlfiguren
enumeratie: opsomming; ik heb proefwerken, opdrachten, werkstukken en examens.
opsomming in drieën: opsomming van drie begrippen; vader, moeder en kinderen.
drieslag: vaste opsomming van drie begrippen met soms een vorm van rijm; boeren, burgers en buitenlui; ik kwam ik zag, ik overwon.
Climax: steeds sterker wordende reeks; goed, geweldig, fantastisch.Fluisteren,praten,schreeuwen
hyperbool: sterke overdrijving;het groter, mooier of erger lijken van iets dan het in werkelijkheid is.  Ik heb me dood gelachen
understatement
antithese: tegenstelling; een lach en een traan.

Slide 24 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het einde van deze les ken je de stijlfiguren: enumeratie, opsomming in drieën, drieslag, climax, hyperbool en anthithese.

Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe stijlfiguren een tekst krachtiger maken.

Controlevraag

welke stijlfiguren herken je in de volgende video van Pieter Omtzigt?

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Maken
blz 92/93 stijl (cursus 4 stijl) opdracht 1,2,3

Slide 27 - Tekstslide

Einde les
Schuif je stoel aan.

Slide 28 - Tekstslide