3G 4.2 Hetzelfde percentage erbij of eraf

4.2 Hetzelfde percentage erbij of eraf
Hoofdstuk 4 Werken met aantallen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.2 Hetzelfde percentage erbij of eraf
Hoofdstuk 4 Werken met aantallen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we 
doen vandaag?
  • Voorkennis
  • Uitleg
  • Oefenen
  • Aan het werk
  • Vragen en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

?
Zijn er vragen van het huiswerk?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe je rekent als een hoeveelheid steeds met hetzelfde percentage toe- of afneemt.
Leerdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel stijgt of daalt het aantal als de factor 1,09 is?
A
9% stijgen
B
109% stijgen
C
9% dalen
D
91 % dalen

Slide 5 - Quizvraag

Welke factor hoort bij een stijging van 12%
A
0,12
B
1,12
C
1,1
D
0,88

Slide 6 - Quizvraag

welk getal is het grondtal bij 3⁷?
A
3
B
7

Slide 7 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste plek
Grondtal
Macht
Exponent

Slide 8 - Sleepvraag

... en .... hebben hetzelfde exponent.

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Tekstslide

Welke optie kies jij?
rood
groen

Slide 11 - Poll

Als een hoeveelheid steeds met hetzelfde percentage toeneemt of afneemt, dan wordt in de vermenigvuldiging steeds dezelfde factor gebruikt
Voorbeeld: 
Elk jaar krijg je 3% rente op een geldbedrag van 450 euro. Je spaart 4 jaar.

Het bedrag na vier jaar is:
450 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03

Slide 12 - Tekstslide

450 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 
kun je schrijven als:
450 x 1,03⁴
machten:

3 x 3 x 3 x 3 = 3⁴
7 x 7 x 7 x 7x 7 = 7⁵

Slide 13 - Tekstslide

Een fiets wordt elk jaar 14% minder waard.
Mieke heeft een fiets gekocht voor 1295 euro
Bereken de waarde over 5 jaar
100% - 14% = 86%
86% ==> 0,86
Factor is 0,86
1295 x 0,865 = 609,20 euro
De fiets is na 5 jaar nog 609,20 euro

Slide 14 - Tekstslide

Joris heeft € 625,- spaargeld.
De bank geeft 2,3% rente.
Met welke berekening kan Joris berekenen hoeveel spaargeld hij na 1 jaar heeft?
A
0,977 x 625
B
1,23 x 625
C
1,023 x 625
D
2,3 x 650

Slide 15 - Quizvraag

Joris heeft € 625,- spaargeld.
De bank geeft 2,3% rente per jaar
Welke berekening gebruik je als hij 5 jaar heeft gespaard? (punt betekent keer)
A
51,023625
B
1,0235625
C
52,3625
D
51,023625

Slide 16 - Quizvraag

Lennart opent een spaarrekening. Hij zet daar € 650 op. De bank geeft 3,7% rente. Welk bedrag staat er na 8 jaar op zijn rekening?
A
€ 8.606,37
B
€ 869,25
C
€ 896,25
D
€ 8.066,37

Slide 17 - Quizvraag

timer
10:00
Aan het werk
De eerste 10 min. ga je in stilte aan het werk! 
Daarna mag er zachtjes worden overlegd.
Bladzijde 128, 129, 130
Opdracht 10 tot en met 17

Klaar?: Laten zien en Nakijken
Klaar, Klaar? U3 en U4 maken (bladzijde 17)

Slide 18 - Tekstslide

  • Hoe je rekent als een hoeveelheid steeds met hetzelfde percentage toe- of afneemt.
Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 19 - Tekstslide