In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 17.1 DNA in je cellen
Slide 1 - Tekstslide
Voor wie het vergeten is..
BBB!
Telefoon in tas bij deur.
Examenschrift.
Slide 2 - Tekstslide
Doel 17.1
Je leert hoe DNA is opgebouwd en hoe het in de cel is verpakt
Je leert hoe DNA bij DNA onderzoek wordt vergeleken
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Plaats delict! Sporen worden verzameld.
Welke sporen leveren DNA (van de dader)?
Slide 5 - Tekstslide
Gedraaide touwladder/ dubbele helix
'Het touw' bestaat uit een fosfaatgroep (PO4) afgewisseld met een suiker (desoxyribose)
DNA-
molecuul
Slide 6 - Tekstslide
'De treden' bestaan uit baseparen. Er zijn vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)
Combinaties A=T en C≡G
DNA-
molecuul
Slide 7 - Tekstslide
Nucleotide: bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase
DNA-
molecuul
Slide 8 - Tekstslide
De ene streng is complementair aan (een soort negatief van)de andere.
Als je de ene weet, weet je de andere ook.
DNA-
molecuul
Slide 9 - Tekstslide
Oriëntatie: Elke streng heeft een 3` kant en een 5` kant. De 3` kant is de kant waar de streng eindigt met de suiker, de 5` kant is de kant die eindigt met de fosfaatgroep
DNA-
molecuul
Slide 10 - Tekstslide
DNA-
molecuul
1e C atoom: plek voor stikstofbase
5e C atoom:plek voor fosfaatgroep nucleotide
Slide 11 - Tekstslide
Oriëntatie: Beide strengen liggen andersom georiënteerd.
DNA-
molecuul
Slide 12 - Tekstslide
DNA in de kern
DNA (1 molecuul is bijna 2
meter lang) zit met eiwitten
(histonen) opgekruld tot een
chromatinedraad.
Goed kijken naar tabel
70A.
Slide 13 - Tekstslide
DNA in de kern
Tijdens de mitose
spiraliseert het
chromatine verder tot
zichtbare chromo-
somen
Goed kijken naar tabel
70A.
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Genoom = totale DNA
Buiten de kern heb je ook DNA in de mitochondriën.
mtDNA.
Hierop staan genen voor eiwitten die betrokken zijn bij de dissimilatie (in mitochondria) en verschillende typen RNA die betrokken zijn bij de translatie (paragraaf 17.3).
mtDNA erft voornamelijk via de moeder over.
Waarom?
Slide 16 - Tekstslide
Genoom
DNA bevat genen: coderend DNA. (1,5- 2%)
Elk gen codeert voor 1 eiwit mbv de volgorde van ATC en G.
Daarnaast bevat DNA veel niet-coderend DNA.
Functie: template voor het maken van rRNA of tRNA aan/ uitzetten van genen.
Slide 17 - Tekstslide
Repititief DNA
In de ATCG volgorde van het niet-coderende DNA zitten veel herhalende stukken: repetitief DNA.
Deze stukken hebben verschillende lengtes (2-1000+ nucleotiden).
Korte repeats (herhalingen) van 2-10 (Short Tandem Repeats - STR's) worden gebruikt bij DNA onderzoek (verwantschap, forensisch)
Slide 18 - Tekstslide
DNA onderzoek--> DNA profiel
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
BRON 3
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Doel 17.1
Je hebt geleerd hoe DNA is opgebouwd en hoe het in de cel is verpakt
Je hebt geleerd hoe DNA bij DNA onderzoek wordt vergeleken