3G1 Duits lessen week 5

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Herzlich Willkommen!

Hausaufgaben

* Maak in de planning van het online boek -->  de opdrachten van haben, sein und werden

* Maak in het online boek --> Kapitel 4 --> H: Lesen (HELEMAAL)

* Vul de vragenlijst in --> Lernliste Kapitel 3  Je hebt tot 10:00 uur de tijd!!!

* Maak A: Sehen Kapitel 4 af!!

* Lees de tekst in de volgende dia en maak de 5 vragen 

Wat gaan wij de komende weken doen?

• Grammatica herhalen
• VEEL oefenen met de vaardigheden:

        * lezen

        * luisteren

        * schrijven

        * spreken

Ontleden

1e naamval is het onderwerp in de zin

3e naamval is het meewerkend voorwerp in de zin

4e naamval is het lijdend voorwerp in de zin

Onderwerp (1e naamval)  

‘Hij geeft haar het cadeau’

(Wie/Wat + gezegde?)

Wie geeft?    Hij  --> (onderwerp, 1e nv)

 Lijdend voorwerp (4e naamval) 

‘Hij geeft haar het cadeau’

(Wie/Wat + gezegde + onderwerp?)

Wat geeft hij?   Het cadeau  --> (lijdend voorwerp, 4e nv)

Meewerkend voorwerp (3e naamval) (aan of voor) 

‘Hij geeft haar het cadeau’

(Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp+ lijd vw)

Aan wie geeft hij het cadeau?   Aan haar  --> (meewerkend voorwerp, 3e nv)

Hausaufgaben

* Maak in de planning van het online boek --> de opdrachten van ontleden

* Maak af:

                  A: Sehen Kapitel 4
                  H: Lesen Kapitel 4

* Leer de Lernliste Kapitel 3: 'De bus tot en met vroeg'

Herzlich Willkommen!

Hausaufgaben

* Leer de Lernliste Kapitel 3: 'De bus tot en met vroeg'

Nu overhoren: Lernliste Kapitel 3

Wat gaan wij de komende weken doen?

• Grammatica herhalen
• VEEL oefenen met de vaardigheden:

        * lezen

        * luisteren

        * schrijven

        * spreken

Ontleden

1e naamval is het onderwerp in de zin

3e naamval is het meewerkend voorwerp in de zin

4e naamval is het lijdend voorwerp in de zin

Onderwerp (1e naamval)  

‘Hij geeft haar het cadeau’

(Wie/Wat + gezegde?)

Wie geeft?    Hij  --> (onderwerp, 1e nv)

 Lijdend voorwerp (4e naamval) 

‘Hij geeft haar het cadeau’

(Wie/Wat + gezegde + onderwerp?)

Wat geeft hij?   Het cadeau  --> (lijdend voorwerp, 4e nv)

Meewerkend voorwerp (3e naamval) (aan of voor) 

‘Hij geeft haar het cadeau’

(Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp+ lijd vw)

Aan wie geeft hij het cadeau?   Aan haar  --> (meewerkend voorwerp, 3e nv)

Even oefenen.....

Hausaufgaben

Maak de planning (Neue Kontakte, 3G1: ontleden)

Leer  heel blz 128 van de Lernliste (beide kanten op)

Maak de leestekst (zie bijlage les vandaag)

Leer voor je kennistoets:

• Lernliste (zie hierboven)
• De werkwoorden: haben, sein und werden
• De zinsontleding