Examen 2016-eerste tijdvak

Je start met 2016-1, tekst 1. Hoe pak je deze tekst aan, wat doe je als eerst en wat doe je daarna?
1 / 20
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Je start met 2016-1, tekst 1. Hoe pak je deze tekst aan, wat doe je als eerst en wat doe je daarna?

Slide 1 - Open vraag

Lees tekst 1 actief (dus onderstreep, omcirkel, zet pijlen etc.)
Let op: signaalwoorden, dubbele punten, namen van autoriteiten

Slide 2 - Tekstslide

De tekst kun je onderverdelen--> bij welke alinea begint deel 2?
A
3
B
4
C
7
D
8

Slide 3 - Quizvraag

Waar begint deel 4 Motieven voor het vertellen van onwaarheden
A
9
B
11
C
12
D
13

Slide 4 - Quizvraag

Vraag 3: Waarom worden dezen punten (14-20) als 'niet goed' beschouwd, volgens de tekst?

Slide 5 - Open vraag

Vraag 4: rg 86-89: geef de twee algemene redenen waarom volgens de tekst het vertellen van de waarheid ongewenst zou zijn (max 40 woorden). Formuleer zorgvuldig! Oefen hiermee!

Slide 6 - Open vraag

Antwoord vraag 4
Je moet twee redenen noemen. Je ziet meteen bij rg 90 de eerste reden: 'waarheden vertellen maken het leven overmatig moeilijk'. Dan volgt de uitleg van de volgende reden. Je ziet dan de conclusie staan 'kortom' en een dubbele punt. Nu volgt dus de tweede reden: 'Het functioneren van welke complexe gemeenschap zou onmogelijk zijn (bij het vertellen van de waarheid).

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 5: wat is de belangrijkste functie van alinea 7 t.o.v. de voorafgaande tekst? In alinea 7 wordt
A
een afweging gemaakt
B
een conclusie getrokken
C
een toelichting gegeven
D
een voorwaarde gesteld

Slide 8 - Quizvraag

Vraag 6 (3 pt!): Welke drie vormen van deze 'verzwijgingen die bestaan uit woorden' worden besproken in de tekst? Max 35 woorden

Slide 9 - Open vraag

Antwoord vraag 6 (lastige!):
Je moet drie vormen van verzwijgingen vinden en je moet deze in maximaal 35 woorden benoemen. Ga eerst nummeren in de tekst. Als je er niet uitkomt, lees gewoon verder. Je ziet in de eerste zin van alinea 11 staan 'het derde mechanisme om waarheden te vermijden'--> het sleutelen aan betekenissen. Dat betekent dat het antwoord op vraag 6 in de vorige alinea's moet staan.  LET OP: 'het sleutelen aan betekenissen' is geen vorm van verzwijgen, dus je moet op zoek naar de manier waarop met woorden iets verzwegen wordt. Ook staat dit ná de opmerking over 'het derde mechanisme', terwijl in alinea 8 staat dat het tweede mechanisme over 'verzwijgingen' gaat. Kijk nog eens naar alinea 8 "grofweg hebben we drie mechanismen om ..." Als alinea 11 dan begint met 'het derde mechanisme..." , dan weet je dat het antwoord in alinea 9 en 10 moet staan. In alinea 9 zie je dat men suggereert over onderwerp C te praten, maar eigenlijk over onderwerp D praat en in alinea 10 staat eerst dat je taal met zo weinig mogelijk betekenis kunt gebruiken (deconcretiseren van de taal, minder concreet maken) én daarna staat er 'een alternatief is het gebruik van beeldspraak'. Alternatief is een synoniem voor 'een andere manier'. Nu heb je dus drie vormen van verzwijgingen.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 7: welke twee vormen van dit derde mechanisme worden in het vervolg van de tekst genoemd?

Slide 11 - Open vraag

Uitleg vraag 7:
"In zijn simpelste vorm = de eerste vorm, dus 'een doorgeschoten eufemisme dat aanhangt tegen een feitelijke onjuistheid'. Dan volgen voorbeelden. Kijk naar alinea 12: 'gaan we hiermee een stap verder= tweede vorm, dus het antwoord is 'de betekenis van woorden veranderen'. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 8: Van welk soort argumentatieschema wordt gebruikgemaakt om de uitspraak kracht bij te zetten? Op basis van...
A
kenmerk
B
oorzaak-gevolg
C
overeenkomst
D
voorbeeld

Slide 13 - Quizvraag

Antwoord vraag 8:
Koos je voor A? Lees de vraag goed: er staat 'van welk soort argumentatieschema wordt gebruikgemaakt OM DEZE UITSPRAAK KRACHT BIJ TE ZETTEN'. Je moet dus niet kijken welk argumentatieschema in de uitspraak zelf zit, maar wat wordt na deze uitspraak verteld, om deze uitspraak kracht bij te zetten. Dan zie je 'Neem het standpunt van' en dat is een voorbeeld. 

Slide 14 - Tekstslide

vr 9 t/m 15 komen nog...

Slide 15 - Tekstslide

16.
De inleiding bestaat voornamelijk uit:
A
de constatering dat het niet slecht gaat in de boekenbranche.
B
de introductie van belangrijke personen in de boekenbranche.
C
een aanduiding van het huidige probleem in de boekenbranche.
D
een voorbeeld van succesvolle genres in de boekenbranche.

Slide 16 - Quizvraag

17 Op welke vier manieren doen ze dat, volgens de tekst? max 30 wrd

Slide 17 - Open vraag

18. Op welke twee manieren wordt literaire fictie het slachtoffer?
max 20 woorden

Slide 18 - Open vraag

19. Welke van de onderstaande zinnen drukt het best uit wat de
hoofdgedachte is van de tekst?
A
De teruglopende boekenverkoop heeft negatieve gevolgen voor het aanbod van literaire uitgeverijen.
B
De toekomst van het boekenvak is afhankelijk van een toenemende verkoop van e-books.
C
Om het teruglopen van de boekenverkoop tegen te gaan, zoeken uitgevers steeds vaker naarbestsellers.
D
Uitgevers van literaire werken organiseren steeds vaker activiteiten om de boekenverkoop te stimuleren.

Slide 19 - Quizvraag

20. Welke van de onderstaande beweringen is het meest van toepassing op de tekst
In de tekst wordt een...
A
bezuinigingsvoorstel voor boekhandels geschetst en wordt een aantal uitwerkingen daarvan concreet gemaakt.
B
crisis in de boekenwereld geschetst en wordt door een aantal personen een toelichting daarop gegeven.
C
probleem van de boekenbranche geschetst en wordt door de auteur een aantal oplossingen daarbij voorgesteld.
D
toekomstbeeld voor het boekenvak geschetst en wordt een aantal alternatieven daarvoor gegeven.

Slide 20 - Quizvraag