2V Grammatica zinsdelen H4 samengestelde zinnen les 2 + Grammatica woordsoorten
1 / 32
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
timer
1:30
Dit weet ik nog van samengestelde zinnen en voegwoorden
Slide 2 - Woordweb
Wat is de structuur van deze zin?
Zodra ik uit werk kom, zet ik meteen mijn computer aan, zodat ik kan gaan gamen.
Zodra ik uit werk kom, zet ik meteen mijn computer aan, zodat ik kan gaan gamen.
A
{(bz)+hz}+{hz}
B
{hz}+{hz+(bz)}
C
{hz}+{hz}+{hz}
D
{(bz)+hz+(bz)}
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Een samengestelde zin bestaat uit minimaal een hoofdzin en een bijzin.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Een enkelvoudige zin is per definitie een hoofdzin.
Een enkelvoudige zin is per definitie een hoofdzin.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de bijzin?
De docent zegt dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, maar de leerlingen denken daar anders over.
De docent zegt dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt, maar de leerlingen denken daar anders over.
A
De docent zegt dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt
B
De docent zegt
C
dat hij samengestelde zinnen niet moeilijk vindt
D
de leerlingen denken daar anders over.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de hoofdzin?
Hoe de schooldag uiteindelijk was afgelopen, kon niemand echt navertellen.
Hoe de schooldag uiteindelijk was afgelopen, kon niemand echt navertellen.
A
Hoe de schooldag uiteindelijk was afgelopen
B
kon niemand echt navertellen.
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Van nevenschikking is alleen sprake bij twee of meer hoofdzinnen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Maak een zin volgens deze structuur:
{(bz)+hz}
{(bz)+hz}
timer
1:30
Slide 18 - Open vraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Welke zin past bij deze structuur?{(bz)+hz}+{hz}
A
Nadat hij was gevallen, ging Erik huilen en belde hij zijn moeder.
B
Erik ging huilen en hij belde zijn moeder nadat hij was gevallen
C
Erik belde zijn moeder, nadat hij was gevallen en hij moest huilen.
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Hoeveel voegwoorden in deze zin?
Nadat hij was gevallen, ging Erik huilen en belde hij zijn moeder.
Nadat hij was gevallen, ging Erik huilen en belde hij zijn moeder.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Is dit een nevenschikkend voegwoord of een onderschikkend voegwoord?
Andre Hazes jr laat op de foto zijn spierbal zien, 'omdat' hij er erg trots op is.
Andre Hazes jr laat op de foto zijn spierbal zien, 'omdat' hij er erg trots op is.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Hoeveel voegwoorden in deze zin?
Omdat iedereen behoefte heeft aan meer kennis en kunde, komen er meer lesuren en toetsen volgend schooljaar, zodat de leerlingen en de docenten meer kennis vergaren, mits zij zich inzetten.
Omdat iedereen behoefte heeft aan meer kennis en kunde, komen er meer lesuren en toetsen volgend schooljaar, zodat de leerlingen en de docenten meer kennis vergaren, mits zij zich inzetten.
A
4
B
5
C
6
D
7
