proeftoets

Proeftoets
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Proeftoets

Slide 1 - Tekstslide

                                
Is de uitspraak waar of niet waar?
1 De deelonderwerpen van een tekst kun je vinden in het middenstuk.


Slide 2 - Tekstslide

Lezen                                    
Is de uitspraak waar of niet waar?
1 De deelonderwerpen van een tekst kun je vinden in het middenstuk.


Slide 3 - Tekstslide

2 Wat is het onderwerp van tekst 1?
A    Cartoon Network     
B    jongerenkrant 7Days
C    prijzenpakket winnen
D     Tijd voor Avontuur

Slide 4 - Tekstslide

2 Wat is het onderwerp van tekst 1?
A    Cartoon Network     
B    jongerenkrant 7Days
C    prijzenpakket winnen
D     Tijd voor Avontuur

Slide 5 - Tekstslide

3 Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A     inhoud serie
B     Land van Ooo
C     ongebruikelijke vriendschap

Slide 6 - Tekstslide

3 Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A     inhoud serie
B     Land van Ooo
C     ongebruikelijke vriendschap

Slide 7 - Tekstslide

4 Wat wil Finn heel graag?
A     een gewone jongen zijn
B     een held worden
C     lachen en grappen maken

Slide 8 - Tekstslide

4 Wat wil Finn heel graag?
A     een gewone jongen zijn
B     een held worden
C     lachen en grappen maken

Slide 9 - Tekstslide

5 Noteer drie verschillende dingen die Finn en Jake in het Land van Ooo doen.

Slide 10 - Tekstslide

5 Noteer drie verschillende dingen die Finn en Jake in het Land van Ooo doen.
- Ze redden prinsessen.
        - Ze vechten met kwaadaardige monsters.
        - Ze schieten mensen in nood te hulp.


Slide 11 - Tekstslide

6 Wat is het deelonderwerp van alinea 4?
A     beantwoorden
B     prijzenpakket
C     site van 7Days

Slide 12 - Tekstslide

6 Wat is het deelonderwerp van alinea 4?
A     beantwoorden
B     prijzenpakket
C     site van 7Days

Slide 13 - Tekstslide

7 Wat moet je doen als je kans wilt maken op het Tijd voor Avontuur-prijzenpakket?
A     het antwoord op de prijsvraag opsturen naar 7Days
B     naar de site gaan en een prijsvraag beantwoorden
C     naar de site van 7Days gaan en je naam achterlaten

Slide 14 - Tekstslide

7 Wat moet je doen als je kans wilt maken op het Tijd voor Avontuur-prijzenpakket?
A     het antwoord op de prijsvraag opsturen naar 7Days
B     naar de site gaan en een prijsvraag beantwoorden
C     naar de site van 7Days gaan en je naam achterlaten

Slide 15 - Tekstslide

Is de uitspraak waar of niet waar?
8 Als je een prijs wilt winnen, moet je elke werkdag naar Tijd voor Avontuur kijken.
A    waar
B    niet waar

Slide 16 - Tekstslide

Is de uitspraak waar of niet waar?
8 Als je een prijs wilt winnen, moet je elke werkdag naar Tijd voor Avontuur kijken.
A    waar
B    niet waar

Slide 17 - Tekstslide

9 Wat is het doel van de tekst?
A     informatie geven
B    iets laten doen
C     iets leren of uitleggen
D     mening geven

Slide 18 - Tekstslide

9 Wat is het doel van de tekst?
A     informatie geven
B    iets laten doen
C     iets leren of uitleggen
D     mening geven

Slide 19 - Tekstslide

Noteer de betekenis van de blauwe woorden.
10 Als je de Elfstedentocht helemaal rijdt, ontvang je beslist een kruisje.
11 De manager heeft vastgesteld dat er een probleem is bij het bedrijf.

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de betekenis van de blauwe woorden.
10 Als je de Elfstedentocht helemaal rijdt, ontvang je beslist een kruisje. (zeker)
11 De manager heeft vastgesteld dat er een probleem is bij het bedrijf. (gemerkt)

Slide 21 - Tekstslide

beschouwd = bekeken, gezien  
    geschikt = goed te gebruiken
   vrijwillig = omdat je het zelf wilt

Slide 22 - Tekstslide

Lees de zinnen hieronder. Je kunt het antwoord uit de zin halen.
De neerslag zal volgens de weervrouw de komende dagen toenemen.

15 Wat is het tegenovergestelde van 'toenemen'?

Slide 23 - Tekstslide

Lees de zinnen hieronder. Je kunt het antwoord uit de zin halen.
De neerslag zal volgens de weervrouw de komende dagen toenemen.

15 Wat is het tegenovergestelde van 'toenemen'?
afnemen, minder worden

Slide 24 - Tekstslide

onderwerp

   persoonsvorm = wil
        onderwerp = jij    
    persoonsvorm = vlogen
        onderwerp = de bomen
    persoonsvorm = zijn    
        onderwerp = De vliegreizen naar Amerika

Slide 25 - Tekstslide

19 De vliegreizen naar Amerika zijn goedkoper geworden
persoonsvorm =     […]
onderwerp =         […]

Slide 26 - Tekstslide

19 De vliegreizen naar Amerika zijn goedkoper geworden
persoonsvorm =    zijn
onderwerp =         De vliegreizen naar Amerika

Slide 27 - Tekstslide

Noteer van iedere zin of de persoonsvorm wel of niet bij het onderwerp past.
Verbeter de zin als de persoonsvorm niet bij het onderwerp past.
20 De kat van de buren zitten de hele dag in onze tuin.
21 Van de zeven dwergen heeft iedereen een baard.

Slide 28 - Tekstslide

Noteer van iedere zin of de persoonsvorm wel of niet bij het onderwerp past.
Verbeter de zin als de persoonsvorm niet bij het onderwerp past.
20 De kat van de buren zit de hele dag in onze tuin.
21 Van de zeven dwergen heeft iedereen een baard.

Slide 29 - Tekstslide

Noteer het voegwoord van de volgende samengestelde zinnen.
22 Omdat ik morgen mijn krantenwijk moet lopen, ga ik nu slapen.
23 Meestal wordt het warm, wanneer de zwaluwen hoog vliegen.

Slide 30 - Tekstslide

Noteer het voegwoord van de volgende samengestelde zinnen.
22 Omdat ik morgen mijn krantenwijk moet lopen, ga ik nu slapen.
23 Meestal wordt het warm, wanneer de zwaluwen hoog vliegen.

Slide 31 - Tekstslide

24 durven        Michelle […] niet in de skilift naar boven.
25 raden        Misschien […] je de volgende keer het goede antwoord.
26 beantwoorden    […] je zus in de vakantie echt nooit haar e-mails?
27 blazen        Mijn broertje Pim […] hele mooie luchtbellen van zeepsop

Slide 32 - Tekstslide

24 durven        Michelle durft niet in de skilift naar boven.
25 raden        Misschien raad je de volgende keer het goede antwoord.
26 beantwoorden    beantwoord je zus in de vakantie echt nooit haar e-mails?
27 blazen        Mijn broertje Pim blaast hele mooie luchtbellen van zeepsop

Slide 33 - Tekstslide

Maak een zin waarin je het woord ‘schuur’ als persoonsvorm gebruikt. De zin bestaat uit minimaal vijf woorden.
Hij schuurt de tafel wel 4 keer.

Slide 34 - Tekstslide

Kies het juist gespelde woord.
29 Roos is een […] meisje.
A    prachtig
B    pragtig

30 Wij gaan op […] naar Zeeland.
A    vacantie
B    vakantie

Slide 35 - Tekstslide