Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 21 - Taallab
Les 21 - Taallab
Spelling: meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
Taalstudie: zinsdelen
Schooltaalwoorden
1 / 56
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Secundair onderwijs
In deze les zitten
56 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Les 21 - Taallab
Spelling: meervoud, verkleinwoord, bezitsvorm
Taalstudie: zinsdelen
Schooltaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Spelling: meervoud
-
en,
-
s, -'s, -ieën, -iën
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het meervoud van "familie"?
A
familiën
B
familieën
C
families
D
familie's
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "vos"
A
vozen
B
vosen
C
vozzen
D
vossen
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "flauwerik"?
A
flauweriken
B
flauwerikken
C
flauwerd
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "perzik"?
A
perziks
B
perzikken
C
perziken
D
perzik
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "massage"?
A
massagen
B
massages
C
massage
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "seconde"?
A
sec
B
seconden
C
second
D
secondes
Slide 8 - Quizvraag
LWB p. 246
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het meervoud van "lente"?
A
lente's
B
lentes
C
lenten
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "pony"?
A
ponys
B
pony's
C
ponies
D
ponie's
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "bureau"?
A
bureaus
B
bureau's
C
bureaux
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "café"?
A
cafés
B
café's
C
cafees
D
cafées
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het meervoud van "cd"?
A
cds
B
cdees
C
cd's
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "gsm"?
A
gsm
B
gsm'en
C
gsms
D
gsm's
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "BMX"?
A
BMX'en
B
BMX
C
BMX's
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "sms"?
A
sms'en
B
sms
C
sms's
D
smsen
Slide 18 - Quizvraag
-->sms, gsm, BMX, cd, wc, pc = initiaalwoorden
--> de meervoudsvorm van initiaalwoorden schrijf je met een apostrof.
Slide 19 - Tekstslide
Wat is het meervoud van "genie"?
A
geniën
B
genieën
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "bacterie"?
A
bacteriën
B
bacterieën
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het meervoud van "fee"?
A
feën
B
feeën
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Schrijf het meervoud van "essay"
Slide 24 - Open vraag
Schrijf het meervoud van "olie"
Slide 25 - Open vraag
Schrijf het meervoud van "slechterik"
Slide 26 - Open vraag
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Spelling: verkleinwoorden
-
je, -tje, -kje, -pje,
-etje,
-'tje
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van "cake"?
A
cakje
B
cakeje
C
cakekje
D
caketje
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van "diner"?
A
dinertje
B
dineetje
C
dinerpje
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van "ketting"?
A
kettinkje
B
kettingkje
C
kettingetje
Slide 33 - Quizvraag
! Bij verkleinwoorden op -ing, laat je de "g" weg. --> kje
(ketting --> kettin
kje
)
Slide 34 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van "paraplu"?
A
paraplutje
B
paraplu'tje
C
parapluutje
Slide 35 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van "café"?
A
cafétje
B
cafeetje
C
caféetje
D
café'tje
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Wat is het verkleinwoord van "trolley"?
A
trolleytje
B
trolley'tje
Slide 38 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van "pony"?
A
ponytje
B
pony'tje
C
ponietje
Slide 39 - Quizvraag
Wat is het verkleinwoord van "cd"?
A
cdtje
B
cdeetje
C
cd'tje
D
cd'je
Slide 40 - Quizvraag
! Ook bij cijfers of initiaalwoorden gebruik je een apostrof. --> cd'tje, A4'tje, 2'tje, m'etje, ...
Slide 41 - Tekstslide
Schrijf het verkleinwoord van "ufo"
Slide 42 - Open vraag
Schrijf het verkleinwoord van "baby"
Slide 43 - Open vraag
Spelling: bezitsvorm
Bezitsvorm zelfstandige naamwoorden
-s, -'s, '
Slide 44 - Tekstslide
Wat is de bezitsvorm van
"de jas van Benoit"?
A
Benoits jas
B
Benoit's jas
Slide 45 - Quizvraag
Wat is de bezitsvorm van
"de trui van Manou"?
A
Manous trui
B
Manou's trui
Slide 46 - Quizvraag
Wat is de bezitsvorm van
"de fiets van Aimé"?
A
Aimé's fiets
B
Aimés fiets
Slide 47 - Quizvraag
Wat is de bezitsvorm van
"de laptop van Emile"?
A
Emiles laptop
B
Emile's laptop
C
Emiels laptop
Slide 48 - Quizvraag
Slide 49 - Tekstslide
Wat is de bezitsvorm van
"het werkboek van Léo"?
A
Léos werkboek
B
Léoos werkboek
C
Léo's werkboek
D
Léos' werkboek
Slide 50 - Quizvraag
Wat is de bezitsvorm van
"de pennenzak van Lily"?
A
Lilys pennenzak
B
Lilies pennenzak
C
Lily's pennenzak
D
Lilie's pennenzak
Slide 51 - Quizvraag
Slide 52 - Tekstslide
Wat is de bezitsvorm van
"de hond van Felix"?
A
Felixs hond
B
Felix's hond
C
Felix' hond
Slide 53 - Quizvraag
Wat is de bezitsvorm van
"het boek van Louis"?
A
Louiss boek
B
Louis' boek
C
Louis's boek
Slide 54 - Quizvraag
Wat is de bezitsvorm van
"de taak van Joyce"?
A
Joyces taak
B
Joyce's taak
C
Joyce' taak
Slide 55 - Quizvraag
Slide 56 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Les 21 - Taallab
Augustus 2024
- Les met
46 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
3aso vraag 5: spelling
Oktober 2020
- Les met
46 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
3DA NED Herhaling Taallab les 21
April 2024
- Les met
50 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
CT: Meervoud, verkleinwoord en bezitsvorm
Mei 2021
- Les met
38 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Verbuigen zelfstandige naamwoorden
Maart 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
zaterdag 10 februari 2024 - Thema B par.2 5w+h-vragen + Cursus Spelling par. 4 verkleinwoorden
Februari 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
Les 55 - Apostrof en accentteken
Mei 2024
- Les met
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
B1M1 - Het zelfstandige naamwoord (herhaling lagere school)
September 2022
- Les met
18 slides
Nederlands
Secundair onderwijs