HAVO 1 La négation (de ontkenning)

La négation (de ontkenning)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

La négation (de ontkenning)

Slide 1 - Tekstslide

De ontkenning (niet/geen)
In het Nederlands = Niet/geen
In het Frans 2 woorden: Ne ... pas
Je zet deze om de persoonsvorm heen:

il regarde un vidéo  = Hij kijkt een video.
il ne regarde pas de  vidéo = hij kijkt geen video. (regarde = pv)

Nous donnons beaucoup = wij geven veel.
Nous ne donnons pas beaucoup. = Wij geven niet veel

Slide 2 - Tekstslide

Kies in welke zin de ontkenning goed staat.
A
Marco ne parle pas français.
B
Marle parle ne français pas.

Slide 3 - Quizvraag

Marco ne parle pas français
Marco praat niet frans.
praat = pv
Praat = parle
ne pas komt om parle heen te staan.

Slide 4 - Tekstslide

Kies in welke zin de ontkenning goed staat.
A
Je ne donne un cadeau pas
B
Je ne donne pas un cadeau.

Slide 5 - Quizvraag

Je ne donne pas un cadeau
donne = persoonsvorm (betekent geef)
ne pas om de persoonsvorm heen

Slide 6 - Tekstslide

Kies in welke zin de ontkenning goed staat.
A
Vous ne allez pas au supermarché?
B
Vous n'allez pas au supermarché?

Slide 7 - Quizvraag

Vous n'allez pas au supermarché?
allez = persoonsvorm (betekent gaan)
ne pas komt om de persoonsvorm heen
allez begint met een klinker.
ne wordt dan n'

Slide 8 - Tekstslide

Je gaat nu zelf oefenen!

Slide 9 - Tekstslide

Maak de volgende zin ontkennend. Voeg ''ne ... pas'' er aan toe. Schrijf ook een punt achter de zin.
Je vais à l'école.
(ik ga naar school)

Slide 10 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend. Voeg ''ne ... pas'' er aan toe. Schrijf ook een punt achter de zin.
Ils portent des chaussettes.
(zij dragen sokken)

Slide 11 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend. Voeg ''ne ... pas'' er aan toe. Schrijf ook een punt achter de zin.
Elif et Dilara regardent une émission.
(Elif en Dilara kijken een aflevering)

Slide 12 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend. Voeg ''ne ... pas'' er aan toe. Schrijf ook een punt achter de zin.
Ibrahim parle allemand.
(Ibrahim praat Duits)

Slide 13 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend. Voeg ''ne ... pas'' er aan toe. Schrijf ook een punt achter de zin.
Aaron et Jaylan ont un nouveau jeu.
(Aaron en Jaylan hebben een nieuw spel).

Slide 14 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend. Schrijf ook een punt achter de zin.
Nous sommes vieux.
(Wij zijn oud)

Slide 15 - Open vraag

Maak de volgende zin ontkennend. Schrijf ook een punt achter de zin.
Kaan est à Paris.
(Kaan is in Parijs)

Slide 16 - Open vraag