Trede 26 - Lijdende en bedrijvende vorm + (in)congruentie

Welkom

Trede 26


Lijdende en bedrijvende vorm
(In)congruentie
Nederlands
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Trede 26


Lijdende en bedrijvende vorm
(In)congruentie
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesprogramma
  1. Terugblik
  2. Uitleg lijdende en bedrijvende vorm.
  3. Uitleg (in)congruentie
  4. Oefeningen (in)congruentie
  5. Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat de lijdende vorm, de bedrijvende vorm en (in)congruentie is. 

  • kun je herkennen en uitleggen of een zin in de lijdende vorm of in de bedrijvende vorm staat.

  • kun je herkennen en uitleggen of een zin (in)congruent is.

  • kun je aantrekkelijker formuleren door bewust de lijdende vorm of bedrijvende vorm te kiezen +
    door geen/minder congruentie fouten te maken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem de zes dingen die je kunt doen om aantrekkelijker te formuleren.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdende en bedrijvende vorm
Bekijk de volgende zinnen:
  1. De man koopt een computer.
  2. Een computer wordt door de man gekocht.

Zin 1 staat in de bedrijvende (actieve) vorm. In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (de man) en een lijdend voorwerp (een computer).
Deze zin kun je in de lijdende (of passieve) vorm (zin 2) zetten. Er veranderen dan drie dingen:
  1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door.
  3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brief van de directie
Er worden grote problemen voor ons bedrijf verwacht de komende jaren. Deze problemen moeten snel en grondig worden aangepakt. Gedwongen ontslagen van gewaardeerde medewerkers kunnen niet voorkomen worden. De overgebleven werknemers zal gevraagd worden fors loon in te leveren. Helaas moet er in de fabriek langer doorgewerkt worden. Deze overuren worden niet langer extra vergoed. Gelukkig wordt de winstgevendheid op deze manier vergroot. De bonussen voor de directie kunnen aankomend jaar dus verhoogd worden.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op aan het tekstje op de vorige slide?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdende en bedrijvende vorm
  • Er worden grote problemen voor ons bedrijf verwacht de komende jaren.
  • De directie (o) verwacht grote problemen voor ons bedrijf de komende jaren.

  • Deze problemen moeten snel en grondig worden aangepakt.
  • De directie moet deze problemen snel en grondig aanpakken.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdende en bedrijvende vorm
  • De hond (o) eet een worst.
  • De worst (o) wordt (hww) door de hond (bwb) gegeten.

  • De jongen doet de lamp aan.
  • De lamp wordt aangedaan (door de jongen).




Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijvende vorm
Lijdende vorm
Mijn zusje heeft al heel vroeg een kaartje voor het concert gekocht.

De bakker werd door de hond aangevallen.
Word jij later docent aardrijkskunde?

Mijn etui is gestolen door die vervelende buurjongen!

Heb jij al voor het proefwerk geleerd?

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lijdende vorm
  • Liever niet gebruiken!
  • Alleen als:
  1.  onbekend is wie de handeling heeft uitgevoerd:
    Er zijn op school weer vernielingen aangericht.
  2.  als het niet zo belangrijk is wie de handeling uitvoert:
    We moesten lang wachten voordat de hekken werden geopend.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lijdende vorm
Waarom niet? Ter verduidelijking:

  • De hooligan die de suppoost in elkaar geslagen had, werd door de politie afgevoerd.
  • De hooligan, door wie de suppoost in elkaar geslagen was, werd door de politie afgevoerd.

De lijdende de vorm is omslachtiger dan de bedrijvende vorm.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de bedrijvende vorm:
''De leerlingen worden door meneer De Vries keihard aan het werk gezet.''

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende zin in de lijdende vorm:
''De leerlingen vinden het onderwerp lastig.''

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Congruentie

  • Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.

  • En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 

  • Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Het is altijd dezelfde groep jongeren die deze bushokjes vernielen.

Het is altijd dezelfde groep jongeren die deze bushokjes vernielt.

Een kudde schapen loopt in de wei.

Een aantal mensen is het hier niet mee eens.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Congruentiefout

  • Noemen wij ook wel incongruentie.
  • Incongruentie betekent niet gelijk/passend.

  • Dat wil zeggen dat het getal (ev/mv) van onderwerp en persoonsvorm niet gelijk zijn.

  • Vaak bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn, maar taalkundig enkelvoud.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lastig...? voor blauw moet dit zeker kunnen...
  • De voetbalsupporters werden geadviseerd om in de trein te blijven totdat de hekken geplaatst waren.

  • Aan de voetbalsupporters wordt iets geadviseerd.

  • Iets = om in de trein te blijven.

  • Dus: De voetbalsupporters werd geadviseerd om in de trein te blijven todat...

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld incongruentie
  • Mensen die belangstelling hebben voor de functie worden verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur.

  • Aan mensen die belangstelling hebben voor de functie (meewerkend voorwerp) wordt verzocht hun sollicitaties te richten aan het dagelijks bestuur.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp in:

Men zien/ziet door de bomen het bos niet meer
A
Men
B
zien/ziet
C
door de bomen
D
het bos

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

drie pakken rijst
A
drie
B
pakken
C
rijst

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

twintigduizend mensen
A
twintigduizend
B
mensen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de meeste musea
A
de
B
meeste
C
musea

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een spel

Rood (zitten) of groen (staan)?

  • Kies steeds het juiste antwoord en houd die kleur voor de camera.
  • Zoek eerst een rood en groen voorwerp in huis (1 minuut)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ROOD



De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Utrecht en Den Haag hebben een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken. 

Groen



De jeugd in de grote steden als Amsterdam, Utrecht en Den Haag heeft een schrijnend gebrek aan speelplaatsen en hangplekken. 


Slide 35 - Tekstslide

groen - de jeugd + heeft

ROOD



De waarheid van de verklaringen worden door de politie in twijfel getrokken.

Groen



De waarheid van de verklaringen wordt door de politie in twijfel getrokken.

Slide 36 - Tekstslide

Groen

ROOD



Een groot aantal mensen gaan er dit jaar in inkomen op achteruit.

Groen



Een groot aantal mensen gaat er dit jaar in inkomen op achteruit.

Slide 37 - Tekstslide

Groen

ROOD



Eneco verwacht dat het gebruik van gas, water en elektriciteit de komende jaren bij de meeste huishoudens alleen maar verder zal toenemen.


Groen



Eneco verwacht dat het gebruik van gas, water en elektriciteit de komende jaren bij de meeste huishoudens alleen maar verder zullen toenemen.



Slide 38 - Tekstslide

Rood - het gebruik van gas, water en elektriciteit + zal

ROOD



De media besteedt veel aandacht aan dit onderwerp.

Groen



De media besteden veel aandacht aan dit onderwerp.

Slide 39 - Tekstslide

Groen - media is meervoud.

ROOD



Veel scholieren vindt congruentie erg moeilijk.

Groen



Veel scholieren vinden congruentie erg moeilijk.


Slide 40 - Tekstslide

Groen
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat de lijdende vorm, de bedrijvende vorm en (in)congruentie is. 

  • kun je herkennen en uitleggen of een zin in de lijdende vorm of in de bedrijvende vorm staat.

  • kun je herkennen en uitleggen of een zin (in)congruent is.

  • kun je aantrekkelijker formuleren door bewust de lijdende vorm of bedrijvende vorm te kiezen +
    door geen/minder congruentie fouten te maken

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen / welk lesonderdeel je het lastigst vindt.

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
  1. Lees de theorie over de bedrijvende en lijdende vorm in je boekje bij Aantrekkelijk formuleren en maak dan opdracht 4 en 5

  2. Lees de theorie over ‘Incongruentie’ en maak dan opdracht 6.

Slide 44 - Tekstslide

Lees de theorie in je ‘boekje’ bij ‘Bedrijvende en lijdende vorm’ en maak dan opdracht 1 en 2 in je boekje.
Lees de theorie over ‘Incongruentie’ en maak dan opdracht 3.