haben en sein vt en volt dw 3tl

haben
in de verleden tijd
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

haben
in de verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Im Juli ............. es warm.
A
warst
B
war
C
wart
D
waren

Slide 3 - Quizvraag


Im Sommer .............. wir tolles Wetter.
A
waren
B
haben
C
hatten
D
sind

Slide 4 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
( sein ) Ich ..... sehr krank.
A
was
B
war
C
bin
D
ware

Slide 5 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Du ..... auf einem Konzert?
A
bist
B
war
C
warst
D
wartest

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
Sie haben
A
Sie hatten
B
Sie hatte
C
sie hattet
D
sie hatte

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Er .... das nicht gedacht!
A
hat
B
habt
C
hatte
D
hattet

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in de verleden tijd in:
(haben) Ich ........ auch nichts gesagt.
A
hatte
B
habte
C
habe
D
hatten

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de voltooide deelwoorden?

A
Freiheit
B
gebadet
C
geschrieben
D
heiß

Slide 10 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van: arbeiten
A
arbeitet
B
gearbeited
C
arbeited
D
gearbeitet

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de hoofdregel van het voltooid deelwoord?
A
stam + t
B
ge + stam + d
C
stam + d
D
ge + stam + t

Slide 12 - Quizvraag

Voltooid deelwoord van

antworten
A
antwort
B
geantwort
C
geantwortet
D
geantworted

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van : studieren?
A
gestudiert
B
studierte
C
studiert
D
studieren

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van spielen?
A
spielt
B
gespielen
C
gespield
D
gespielt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van reservieren?
A
reserviert
B
reservieren
C
gereserviert
D
gereservierd

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van vertrauen
A
vertrauet
B
vertraut
C
vergetraut
D
gevertraut

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van
trainieren
A
getrainiert
B
getraint
C
trainierd
D
trainiert

Slide 18 - Quizvraag

Voltooid deelwoord:
machen
A
macht
B
gemachst
C
gemacht
D
gemachen

Slide 19 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van kaufen
A
gekauft
B
kauft
C
kauf
D
gekaufen

Slide 20 - Quizvraag

voltooid deelwoord van hören?
A
gehörent
B
gehöret
C
gehören
D
gehört

Slide 21 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van leben is...
A
gelebd
B
geliebt
C
gelebt
D
geleben

Slide 22 - Quizvraag