Quiz DNA replicatie, transcriptie, translatie

Quiz
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Zet in de juiste volgorde van GROOT naar KLEIN
Cel
Celkern
Chromosoom
DNA
molecuul
Nucleotide
Stikstofbase

Slide 2 - Sleepvraag

Leg uit wat het verschil is tussen DNA en RNA. Gebruik in je uitleg minimaal 2 verschillen

Slide 3 - Open vraag

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 4 - Sleepvraag

Transcriptie is het proces waarbij ... wordt omgezet in ...
A
DNA -> mRNA
B
mRNA -> eiwit
C
pre-mRNA -> mRNA
D
eiwit -> mRNA

Slide 5 - Quizvraag

DNA
RNA
Streng
Nucleinezuur
Suiker
Dubbelstrengs
Enkelstrengs
Thymine
Uracil
Ribose
Desoxyribose

Slide 6 - Sleepvraag

celkern
endoplasmatisch reticulum (ER)
mitochondrium
celmembraan

Slide 7 - Sleepvraag

Endocytose
Exocytose

Slide 8 - Sleepvraag

mRNA
tRNA
DNA
Ribosoom
Eiwit
Exons
Aminozuur
Codon
Anticodon
Thymine
Startcodon
Dubbelstrengs
Release factor
Gen

Slide 9 - Sleepvraag

Mitochondria
Golgisystem
E.R.  (Endoplasmatic reticulum)
Ribosome

Slide 10 - Sleepvraag

G G A U G C C G G A A U A G C
DNA
mRNA
Hieronder zie je een stuk DNA en daaronder het mRNA dat door trancriptie is ontstaan. Wat is in dit geval de coderende streng en wat is de matrijsstreng? Sleep de juiste term naar het juiste deel van het DNA:
F
C C T A C G G C C  T  T  A T C G
G G A T G C C G G A A T A G C
Matrijsstreng
Coderende streng

Slide 11 - Sleepvraag

Transcriptie en translatie vinden plaats in...
A
beide in de celkern
B
beide in het cytoplasma
C
transcriptie in celkern translatie in cytoplasma
D
translatie in celkern transcriptie in cytoplasma

Slide 12 - Quizvraag

Welk aminozuur wordt ingebouwd in het eiwit voor het RNA codon AGC?

Slide 13 - Open vraag

Welk aminozuur wordt ingebouwd in het eiwit voor het RNA codon UUU?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het RNA molecuul van dit stukje DNA:

TACTGAACCGGGTCTCCTATT

Slide 15 - Open vraag

Welke aminozuren worden gecodeerd door dit stuk DNA:
TACTGAACCGGGTCTCCTATT

Slide 16 - Open vraag


Transcriptie
Een DNA-fragment dat is geïsoleerd uit een Coli-bacterie heeft de volgende volgorde:

    5' – GTAGCCTACCCATAGG – 3' (coderende streng)

Welke basenvolgorde heeft dit mRNA? (gebruik je BINAS)

A
3' --CAUCGGAUGGGUAUCC-- 5'
B
5' --GUAGCCUACCCAUAGG-- 3'
C
5' --GGAUACCCAUCCGAUG-- 3'
D
5' --CACAGAUACCCAGAUG-- 3'

Slide 17 - Quizvraag

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Een tRNA bindt aan een stukje van een mRNA molecuul.

Welke code is afgelezen op het DNA om dit stukje mRNA te maken?
A
GAA
B
CTT
C
AAG
D
CUU

Slide 18 - Quizvraag

Een onderzoeker heeft 19% A, 25% C, 20% T en 36% G.
Waar kijkt deze onderzoeker naar?
A
Dubbelstrengs DNA
B
Dubbelstrengs RNA
C
Enkelstrengs DNA
D
Enkelstrengs RNA

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn regulatorgenen?

Slide 20 - Open vraag

Effect mutatie van GCA --> GCG
Effect mutatie van CCA --> CCG

Slide 21 - Open vraag

Noem zoveel mogelijk oorzaken van een mutatie.

Slide 22 - Open vraag

Waardoor is er meestal geen merkbare verandering bij mutatie in 1 cel? Noem minimaal 2 redenen.

Slide 23 - Open vraag

Welke puntmutatie heeft de minste gevolgen?
A
veranderd nucleotidenpaar
B
verdwenen nucleotidenpaar
C
toegevoegd nucleotidenpaar

Slide 24 - Quizvraag

Het proces stopt bij een stopcodon
A
DNA replicatie
B
transcriptie
C
translatie

Slide 25 - Quizvraag

Primase
DNA-polymerase
DNA-ligase
Helicase
Maakt een RNA primer
Dupliceert het DNA
Plakt uiteinden van okazakifragmenten aan elkaar
verbreekt de verbindingen tussen de twee DNA strengen

Slide 26 - Sleepvraag

RNA Primer
DNA-polymerase
Helicase
Okazaki fragment
DNA-ligase

Slide 27 - Sleepvraag

DNA polymerase
DNA ligase
replicatierichting
volgende streng
leidende streng

Slide 28 - Sleepvraag

Op welke volgorde zijn de onderstaande enzymen nodig voor een succesvolle replicatie van het DNA de volgende streng?
Ligase 
polymerase
Helicase
primase 

Slide 29 - Sleepvraag

Wat doet DNA-polymerase?
A
Het maakt een DNA streng
B
Het splits de dubbele helix in twee losse DNA-strengen
C
Het leest DNA af zodat je er eiwitten van kan maken
D
Het bevordert de celcyclus

Slide 30 - Quizvraag

Een prion is...
A
een virus
B
een bacterie
C
een nucleïnezuur
D
een eiwit

Slide 31 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen pre-mRNA en mRNA?
A
mRNA is nog niet bewerkt, pre-mRNA wel
B
Pre-mRNA bevat intronen, mRNA niet
C
pre-mRNA bevat exonen, mRNA niet
D
pre-mRNA bevat uracil, mRNA bevat thymine

Slide 32 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij splicing?
A
Introns worden verwijderd, zodat alleen exons overblijven
B
Exons worden verwijderd, zodat alleen introns overblijven

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de functie van ribosomen
A
Regel alles in de cel
B
energie vrijmaken
C
eiwitten maken
D
eiwitten transporteren naar buiten de cel

Slide 34 - Quizvraag

Ligase zorgt voor
A
Plakt fragmenten aan elkaar
B
Vervangt de primers met nieuwe DNA-moleculen
C
Proofreading: fouten worden hersteld.

Slide 35 - Quizvraag

Mede door de β-plaatstructuur gaan prionen al snel samenklonteren. Wat verandert er in de structuur van het eiwit als een PrP verandert in een prion?
A
Alleen de primaire structuur
B
De primaire structuur, en daardoor ook de secundaire en tertiaire structuur
C
Alleen de secundaire structuur
D
De secundaire structuur, en daardoor ook de tertiaire structuur

Slide 36 - Quizvraag

Genetische modificatie
DNA-tests
Synthetische biologie
CRISPR- CAS
Namaken van DNA
DNA met ander DNA vergelijken 
recombinant DNA

Slide 37 - Sleepvraag