2V 2.8 wdww en wedvnw

Welkom V2!
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V2!
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning vandaag
Terugblik op les van gisteren
Lesdoelen
Even oefenen
Zelfstandig werken/ extra uitleg 1.7
Terugkijken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet ik: 
  • of het wederkerend voornaamwoord bij het werkwoordelijke gezegde hoort of een lijdend voorwerp in de zin is;
  • Hoe ik een zin ontleed tot en met de bijwoordelijk bepaling;
  • Wat een samengestelde zin is.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is geen correct Nederlands?
A
Lianne bemoeit zich altijd met de ruzies van anderen.
B
Lianne bemoeit haar zus altijd met de ruzies van anderen.
C
Kleedt meneer Haaksma zich extra netjes aan op zondagmorgen?
D
Kleedt meneer Haaksma zijn kinderen extra netjes aan op zondagmorgen?

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zit er in deze zin een verplicht of toevallig wederkerend werkwoord?
De secretaresse herinnert haar chef aan zijn afspraak.
A
verplicht
B
toevallig

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij verdedigt zich met zijn vuisten!
Wat is het WG?
TIP!
Bij verplichte wederkerende werkwoorden hoort het wederkerend voornaamwoord bij het WG
Bij toevallig wederkerende werkwoorden niet.
A
verdedigt
B
verdedigt zich

Slide 6 - Quizvraag

Hij verdedigt zichzelf met zijn vuisten.

WG = verdedigt
LV = zich
Tussenvraag:
Is irriteren een wederkerend werkwoord?
En ergeren?
Fluisterend overleggen
Schrijf de antwoorden in je schrift of in je boek.
timer
2:30

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Je kan/weet

het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.
Wat valt op?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica zinsdelen
Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden.

Verplicht wederkerend werkwoord
Hoort bij een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons)
Het wederkerend vnw hoort hier bij het WG: vergiste zich, realiseer me, bemoeit zich  
Gaat om iets wat je alleen zélf kunt doen.

Toevallig wederkerend werkwoord
Hoort niet altijd bij een wederkerend vnw, het is iets wat je ook voor een ander kunt doen. 
Het wederkerend vnw hoort hier bij het LV: heb jij je vermaakt?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verplicht wederkerend werkwoord
Ik vergis me wel eens.

Je kunt een ander niet vergissen, alleen jezelf. Daarom noem je dit een verplicht wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (me).
Dit hoort bij het wg: vergis me

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toevallig wederkerend werkwoord
Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?

Je kunt jezelf vermaken, maar ook een ander.
Daarom noem je dit een toevallig wederkerend werkwoord. 
Bij het werkwoord hoort een wederkerend voornaamwoord (je).
Dit hoort bij het LV: je 
(WG = heb vermaakt)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toevallig wederkerend werkwoord
Bij toevallig wederkerend werkwoorden 
hoort niet altijd een voornaamwoord.

Voor een wederkerend voornaamwoord kun je
een ander persoon invullen of 'zelf' eraan vastplakken:
Heb jij je(zelf) vermaakt. Zij hebben zich(zelf) misdragen.
Het wederkerend werkwoord, hoort bij het lv: je / zich

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?
Wat is het WG?
A
gedroeg
B
gedroeg je

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Juist of onjuist:
een wederkerend werkwoord hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verplicht wederkerend of toevallig wederkerend werkwoord?

Ruud vermaakt zich met Rocket League.
A
verplicht wederkerend werkwoord
B
toevallig wederkerend werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik schaamde me voor de opmerkingen die mijn ouders maakten.

Wat voor wederkerend werkwoord is schamen?

A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik was mezelf met water uit een bergbeekje.

Wat voor wederkerend werkwoord is wassen?
A
toevallig wederkerend werkwoord
B
verplicht wederkerend werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kortom...
  1. Kijk of je een ander persoon of "zelf" toe kan voegen aan het wederkerend vnw.
  2. Ja? Heb je te maken met een toevallig wederkerend werkwoord dan lv.
  3. Nee? dan een verplicht wederkerend werkwoord dan wg

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem: pv, ow, wg/ng, lv, mv en bwb
Uw ergernis over mijn uitspraken had ik me tot nu toe niet gerealiseerd.

pv =
ow =
wg/ng =
lv = 
mv =
bwb=

Slide 21 - Tekstslide

pv = had
ow = ik
wg = had me gerealiseerd (verplicht)
lv = uw ergernis over mijn uitspraken
mv = X
bwb = tot nu toe, niet

Aan de slag 
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden

2.8: opdr. 1, 3, 4, 5, 6

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke van deze werkwoorden is geen verplicht wederkerend werkwoord?
A
verslapen
B
uitsloven
C
gedragen
D
wassen

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je het lesdoel behaald?
A
Ja, ik snap het heel goed
B
Bijna, ik snap het grotendeels
C
Nee, ik snap het nog niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies