De resten worden verder afgebroken door bacteriën en schimmels (= reduceren). Je noemt bacteriën en schimmels daarom
reducenten.
Reducenten breken de dode resten van organismen af. Sommige stoffen nemen ze
op als voedsel. Andere stoffen geven ze af aan de lucht en aan de bodem. Dit zijn
koolstofdioxide, mineralen (voedingsstoffen voor planten) en water.
Planten nemen deze stoffen weer op en gebruiken bijvoorbeeld koolstofdioxide en water bij de
fotosynthese. Zo worden de stoffen in de natuur steeds opnieuw gebruikt.
Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters en reducenten uiteindelijk weer bij planten terecht. In de natuur maken alle stoffen een kringloop door.