Keuzevak assisterende gezondheidszorg

Keuzevak assisterende gezondheidszorg
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Keuzevak assisterende gezondheidszorg

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij deze les over keuzevak assisterende gezondheidszorg. Je doorloopt deze les zelfstandig. Na afloop bespreken we de les na. 
Het eerste gedeelte gaat over communicatie
Het tweede gedeelte gaat over de doktersassistent
Het derde gedeelte gaat over de apothekerassistent
Het vierde gedeelte gaat over de tandartsassistent

Slide 2 - Tekstslide

Communicatie

Slide 3 - Tekstslide

Verbale communicatie
  •  Verbale communicatie is communicatie met taal. Je communiceert dus met woorden. 
  • Gesproken of geschreven


  • Wat je denkt uit je meestal met taal (verbaal). Wat je voelt en wilt, uit je vaak met gedrag (non-verbaal).

Slide 4 - Tekstslide

Non-verbale communicatie
  • Non-verbale communicatie is communiceren zonder taal te gebruiken. Je communiceert b.v. met je houding, kleding of met oogcontact. 
  • Houding
  • Bewegingen

  • Gezichtsuitdrukkingen

Slide 5 - Tekstslide

Omgangsvormen
Hoe hoor je met mensen om te gaan?
  • Ontvangst: begroet mensen formeel, 
  • maak oogcontact en glimlach vriendelijk
  • gebruik de woorden: meneer/mevrouw en ''u'', 
  • vraag wat je voor de patiënt kunt doen
  • zorg voor oogcontact tijdens het gesprek
  • zit of sta recht op
  • luister goed,
  • zorg er voor dat het gesprek niet stilvalt, vat het verhaal samen en vraag door indien het nog niet helder is.
  • Afscheid: Bedank de cliënt en neem formeel afscheid

Slide 6 - Tekstslide

4

Slide 7 - Video

Bij telefoneren als assistent hoort formeel taalgebruik. Welke van onderstaande zinnen is het meest geschikt als je iemand doorverbindt?
A
Oké wacht maar even, ik zet je wel door naar .......
B
Een moment geduld alstublieft, ik verbind u even door met ....... omdat .......
C
Ik kan je hierbij niet helpen ga iemand zoeken met wie ik je kan doorverbinden.
D
Momentje, je wordt doorverbonden met .......

Slide 8 - Quizvraag

Beroepsgeheim
in de zorg, wanneer je met patienten werkt, heb je beroepsgeheim. 

Slide 9 - Tekstslide

Beroepsgeheim is...................
A
Niemand mag weten welk werk je doet.
B
Werken in een ander land.
C
Onderdeel van politie.
D
De plicht te zwijgen over dingen die je weet vanuit je beroep.

Slide 10 - Quizvraag

De doktersassistent

Een doktersassistent voert de volgende behandelingen en onderzoeken uit:
  • Bloedafname
  • Bloeddruk meten
  • Glucose bepalen
  • Wondbehandeling
  • Wratten aanstippen 

Doktersassistenten werken vaak in een hectische omgeving. 
Wat doet de doktersassistent?
  • bepaalt de urgentie van de vraag en maakt een keuze wat er moet gebeuren (triage)
  • adviseert en informeert de patiënt
  • plant spreekuren en huisbezoeken
  • jaarlijkse griepvaccinaties
  • herhaalrecepten
  • beheert de voorraad 
  • draagt zorg voor de praktijkruimte
Waar werken doktersassistenten?
  • Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)
  • Huisartsenpost (HAP) en Spoedeisende hulp (SEH)
  • Huisartsenpraktijk
  • Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
  • Doktersassistenten werken bij diverse afdelingen van het ziekenhuis (polikliniek, operatieafdeling, radiotherapie-afdeling)

  • Hechtingen verwijderen
  • Injecteren
  • Oren uitspuiten
  • Urineonderzoek
  • Uitstrijkjes (bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker)
De doktersassistent

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

00:10
Wat kan de assistente hier zeggen om de patiënt te begroeten?

Slide 13 - Open vraag

00:15
Wat straalt de assistente non-verbaal uit?

Slide 14 - Open vraag

01:42
Wat is een respectvolle benadering van patiënten?
A
Het tonen van wat jij van de patiënt, of de situatie vindt
B
Het tonen van belangstelling, begrip en medeleven
C
Het tonen van behulpzaamheid en wat de regels zijn, in de setting waar je werkt
D
Het tonen van dezelfde benadering als die jij krijgt van de patiënt

Slide 15 - Quizvraag

01:34
Omschrijf wat je ziet in de video. Wat is hier aan de hand?
A
Respectvol en goede band met collega
B
Brutaal gedrag vertonen richting de patient
C
Roddelen over een andere collega
D
Het negeren van de patient

Slide 16 - Quizvraag

lichaamsverzorging
handen
huid
mondverzorging
haarverzorging
nagels

Slide 17 - Tekstslide

Een doktersassistente moet ervoor zorgen dat ziekteverwekkende micro-organismen niet overgebracht worden op andere patiënten door:

  •  materialen te reinigen
voor materialen die je gebruikt als de huid nog in tact is, bijv. stethoscoop, reflexhamer

  • materialen te desinfecteren 
voor materialen die in aanraking komen met slijmvliezen, bijv. een keelspiegel

  • materialen te steriliseren = 100% vrij van micro organismen
voor materialen die direct in contact komen met weefsels en organen, bijv. tijdens operaties

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een steriele omgeving?






A
een nette omgeving
B
een vuile omgeving
C
er zijn geen levende micro-organismen aanwezig.

Slide 19 - Quizvraag

wat betekend ' steriel'?
A
vrij van bacteriën
B
ontsmetten
C
vrij van stof
D
schoonmaken

Slide 20 - Quizvraag

De materialen die hier gebruikt worden zijn:
A
Gereinigd
B
Gedesinfecteerd
C
Gesteriliseerd

Slide 21 - Quizvraag

Welke materialen 'reinig' je in een praktijk op welke manier om bacteriën te verminderen/ verwijderen?
Reinigen
desinfecteren
Steriliseren
Verbandschaar
operatiemes
keelspiegel
Neusspeculum

Slide 22 - Sleepvraag

Er komt een nieuwe voorraad verbandmaterialen binnen. Jij pakt ze in de kast volgens het Fifo- systeem.
Welke zin laat het Fifo-systeem zien?
A
De nieuwe controleren op temperatuur.
B
Bij het wegpakken kijken of het niet stuk is.
C
De nieuwe vóór de oude in de kast pakken.
D
De nieuwe achter de oude in de kast pakken.

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de kinderziektes naar de bijbehorende inenting
DKTP
BMR
Difterie
Kinkhoest
Rode hond
Tetanus
Polio
Bof
Mazelen

Slide 24 - Sleepvraag

Noem een voorbeeld van vrij verkrijgbare medicijnen ofwel zelfhulpmiddelen.

Slide 25 - Open vraag

Wat hoort bij welke temperatuur?
34 gr. 
36,5-37,5 gr.
37.5-38 gr. 
38 gr. en hoger
Onderkoeling
Koorts
Verhoging
Normale temperatuur

Slide 26 - Sleepvraag

Hoe heet het gedeelte van de tand tussen de
tandwortel en tandkroon?
A
Pulpa
B
Tandhals
C
Wortelkanaal
D
Tandglazuur

Slide 27 - Quizvraag

Hoe heet het gedeelte van de kies dat onder het tandvlees ligt?
A
Pulpa
B
Tandhals
C
Tandwortel
D
Tandkroon

Slide 28 - Quizvraag