HNE Duits M2 wk6: Grammatik wiederholen

Herzlich willkommen im Deutschunterricht!
Montag 3. Februar 2025
Woche 6 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herzlich willkommen im Deutschunterricht!
Montag 3. Februar 2025
Woche 6 

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
Wir wiederholen alle Grammatik
schwache Verben
Uhrzeiten
Genera
Blooket

Slide 2 - Tekstslide

Idewis en zwakke werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Zet de juiste vorm bij de juiste letter (IDEWIS)
I
D
E
W
I
S
Ich
Du
Er/sie/es
Wir
Sie/sie
Ihr

Slide 4 - Sleepvraag

IDEWIS
ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
ik
jij
hij / zij / het

wij
jullie
zij / u
Hoe was het ook alweer?
Persoonlijk voornaamwoorden =
Personal Pronomen

Slide 5 - Tekstslide

Hoe was het ook alweer?

hij =
A
er
B
sie
C
es
D
ihr

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: jullie (auf Deutsch)

Slide 7 - Open vraag

schwache Verben

Slide 8 - Tekstslide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
STAP 1: 
maak de stam van het werkwoord dus min -en

Slide 9 - Tekstslide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
STAP 2: 
plak de juiste uitgang achter de juiste persoon
uitgangen
e
st 

en 
en 

Slide 10 - Tekstslide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
Ezelsbrug is: 
(fe)esttenten

(f
e)
e
st 

en 
en 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan 
Werkwoordvormen regelmatige werkwoorden      (tegenwoordige tijd / das Präsens)

1. Begin met het bepalen van de stam. Hoe doe je dat?
2. Bepaal welke om welke werkwoordvorm het gaat (dmv persoonlijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord).
3. Kies de juiste uitgang.

Slide 13 - Tekstslide

Vul de juiste vervoeging van "machen" in:
Warum ... er das
A
machen
B
macht
C
mache
D
machst

Slide 14 - Quizvraag

lieben
... du deine Freundin?
A
liebe
B
lieben
C
liebt
D
liebst

Slide 15 - Quizvraag

heißen
Ihr ... Sandra und Felix.
A
heißen
B
heißt
C
heißst
D
heiße

Slide 16 - Quizvraag

lieben
Warum ... sie (zij enkelvoud) Fußball so sehr?
A
liebt
B
liebe
C
lieben
D
liebst

Slide 17 - Quizvraag

wohnen
Der Mann ... in Australien
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 18 - Quizvraag

machen
Peter, ... du das Fenster zu?

Slide 19 - Open vraag

wohnen
... du nicht bei mehr bei deinen Eltern?

Slide 20 - Open vraag

reisen
Wir ... nächstes Jahr nach Japan.

Slide 21 - Open vraag

schicken
Tina ... ihrer Familie eine Karte.

Slide 22 - Open vraag

het voltooid deelwoord
van regelmatige werkwoorden


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van het werkwoord kaufen is
A
gekauft
B
gekaufd
C
kauft
D
kaufen

Slide 25 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord wohnen is
A
wohnen
B
gewohnd
C
gewohnt
D
wohnt

Slide 26 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord machen is
A
macht
B
gemacht
C
machen
D
gemachd

Slide 27 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van het werkwoord spielen is
A
gespielt
B
spielt
C
gespield
D
spield

Slide 28 - Quizvraag

Wie spät ist es?

Slide 29 - Tekstslide

Es ist ...

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

13.00:
Wie spät ist es? Es ist ein* Uhr.
* ein, zwei, drei, vier, fünf, sechs, sieben, acht, neun, zehn, elf, zwölf
17:25
Wie spät ist es? Es ist fünf vor halb sechs.
13.15
Wie spät ist es? Es ist ein Viertel nach eins.


Viertel, Uhr
nach / vor / halb

Slide 32 - Tekstslide

Wie sagt man die Uhrzeit 05:32 ?
1 Antwort ist richtig.
A
Es ist halb sechs.
B
Es ist 2 Minuten nach halb sechs
C
Es ist Viertel vor sechs
D
Es ist fünf Uhr dreiundreißig

Slide 33 - Quizvraag

Kloktijden
8:40
(twee antwoorden juist)
A
Es ist zwanzig vor acht
B
Es ist zehn nach halb neun
C
Es ist Viertel vor neun
D
Es ist acht Uhr vierzig

Slide 34 - Quizvraag

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr .
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist halb eins.
D
Es ist drei nach sechs.

Slide 35 - Quizvraag

Es ist fünf nach zwölf. 

Es ist fünf Minuten nach halb drei.
Es ist fünf Minuten vor halb drei.
Es ist Viertel nach neun.
Es ist fünf nach halb neun.

Slide 36 - Sleepvraag

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
vijf voor twaalf: Es ist...

Slide 37 - Open vraag

Schrijf de kloktijd voluit in het Duits:
Es ist...

Slide 38 - Open vraag

Wie spät ist es?

Slide 39 - Open vraag


Wie spät ist es?



Slide 40 - Open vraag

Sleep de juiste Duitse dag naar de juiste Nederlandse dag
Montag
Dienstag
Donnerstag
Mittwoch
Freitag
Samstag
Sonntag
Maandag
Woensdag
Dinsdag
Vrijdag
Donderdag
Zaterdag
Zondag

Slide 41 - Sleepvraag

Tschüss

Slide 42 - Tekstslide