HNE Duits M2 wiederholen

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Mittwoch 15. Dezember 2022
Woche 50 - Herbst 
Planung:
Mittwoch 14.12 - üben
Donnerstag 15.12 - Formative Prüfung
Mittwoch 21.12 - Wiederholen und ein bisschen Weihnachten
Donnerstag 22.12 - Prüfung
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Mittwoch 15. Dezember 2022
Woche 50 - Herbst 
Planung:
Mittwoch 14.12 - üben
Donnerstag 15.12 - Formative Prüfung
Mittwoch 21.12 - Wiederholen und ein bisschen Weihnachten
Donnerstag 22.12 - Prüfung

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
WIEDERHOLEN
WIEDERHOLEN
WIEDERHOLEN
aber zuerst

Slide 2 - Tekstslide

Wie geht's dir?
ich fühle mich ...

Slide 3 - Tekstslide

der Ausflug
das Essen
das Wochenende
die Eltern
das Frühstück
fahren
das Dorf
gut
schlecht
het hotel
de excursie / uitje
het ontbijt
het weekend
het eten
het hotel
slecht
goed
het dorp
rijden
de ouders

Slide 4 - Sleepvraag

I
D
E
W
S
I
ich
du
er
es
sie
sie
Sie
wir
ihr

Slide 5 - Sleepvraag

PERSOONLIJK VOORNAAMWOORDEN
ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
ik
jij
hij / zij / het

wij
jullie
zij / u
! IDEWIS !
Persoonlijk voornaamwoord =
Personal Pronomen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Wat betekent:
ich habe - er ist
A
ik ben - hij is
B
ik heb - hij is
C
ik ben - het is
D
ik heb - zij is

Slide 9 - Quizvraag

Vertaling van "u bent"
A
Sie habt
B
Sie haben
C
Sie seid
D
Sie sind

Slide 10 - Quizvraag

Vertaling van jij hebt
A
du hatst
B
du hast
C
du habst
D
du habest

Slide 11 - Quizvraag

wij zijn (kleine letters, zonder punt)

Slide 12 - Open vraag

zij is (kleine letters, zonder punt)

Slide 13 - Open vraag

schwache verben 

Slide 14 - Tekstslide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
Ezelsbrug is: 
(fe)esttenten

(f
e)
e
st 

en 
en 

Slide 15 - Tekstslide

-e
-st
-en
-t
-en
-t
ich
du
er/sie/es
wir
sie/Sie
ihr

Slide 16 - Sleepvraag

ankreuzen
die Anmeldung
März
der Jugendliche
der Dezember
der Kurs
der Monat
die Stunden
de aanmelding
de uren
de jongere
december
de cursus
de maand
aankruizen
maart

Slide 17 - Sleepvraag

Jetzt seid ihr d'ran
ga naar: Quizizz.com/join

(laat lessonup open staan)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

DUS: eerst vertalen naar Nederlands
Wie spät ist es? - Hoe laat is het
Es ist ... - Het is ...
halb
das Viertel
vor
nach
die Uhr

Slide 20 - Tekstslide

Wie spät ist es?

A
Es ist fünf nach zwei.
B
Es ist fünf Uhr.
C
Es ist Viertel vor zwei.

Slide 21 - Quizvraag

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr .
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist halb eins.

Slide 22 - Quizvraag

Wie spät ist es?

A
Es ist neun Uhr.
B
Es ist halb fünf .
C
Es ist Viertel vor neun.

Slide 23 - Quizvraag

Wie spät ist es?

A
Es ist drei Uhr.
B
Es ist zehn Uhr.
C
Es ist Viertel nach zwölf .

Slide 24 - Quizvraag

Wie spät ist es?
(interpunctie)

Slide 25 - Open vraag


Wie spät ist es?
(interpunctie)



Slide 26 - Open vraag

Vertaal "Hoe laat is het?"

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Video

Jetzt seid ihr d'ran
ga naar: Quizizz.com/join

(laat lessonup open staan)

Slide 29 - Tekstslide

bepaald vs onbepaald lidwoord
  •  wat is een lidwoord?
  • een lidwoord staat voor het zelfstandig naamwoord (dieren, mensen, dingen) en toont in het Duits welk geslacht het woord heeft.
  • wat is een bepaald lidwoord?
  • de/het of der/die/das in het Duits: het gaat dan om een specifiek mens/dier/ding (das Haus = het huis, der Mann = de man)
  • wat is een onbepaald lidwoord?
  • een of in het Duits ein/eine:. dit is niet specifiek (onbepaald), dus een huis = ein Haus of ein Mann (een man)

Slide 30 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
hebben in Duits een "geslacht" 
DER = mannelijk ( dieren, beroepen, mensen)
DIE = vrouwelijk (dieren, beroepen, mensen, woorden op -e)
DAS = onzijdig (het-woorden, woorden op -chen)
meervoud is altijd DIE

BEPAALD: DIE / DER / DAS
ONBEPAALD: EIN bij mannelijk (der/das-woorden) EINE bij vrouwelijk (die-woorden)

Slide 31 - Tekstslide

Jetzt seid ihr d'ran!

Slide 32 - Tekstslide

Welke van deze woorden heeft geen die als lidwoord (en is dus niet vrouwelijk)
A
Mann
B
Frau
C
Lehrerin
D
Kuh

Slide 33 - Quizvraag

Mannelijke woorden hebben als bepaald lidwoord der, en als onbepaalde vorm...
A
ein
B
eine

Slide 34 - Quizvraag

Als je das Haus onbepaald maakt krijg je
A
eine Haus
B
ein Haus
C
einen Haus
D
eins Haus

Slide 35 - Quizvraag

Bij meervoud krijg je het lidwoord
A
der
B
die
C
das
D
ein

Slide 36 - Quizvraag

Welk onbepaald lidwoord hoort bij ...
Tochter

Slide 37 - Open vraag

Welk onbepaald lidwoord hoort bij ...
Stier

Slide 38 - Open vraag

Welk onbepaald lidwoord hoort bij ...
Sonne

Slide 39 - Open vraag

Welk onbepaald lidwoord hoort bij ...
Onkel

Slide 40 - Open vraag

Zum Schluß: Wörter
https://play.blooket.com/play 

Slide 41 - Tekstslide

Morgen formative Prüfung
nimm dein Buch mit!

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide