3.8 Spelling start

Sterke en zwakke werkwoorden 
Lesdoel: aan het einde van de les kunnen we sterke en zwakke werkwoorden aanwijzen in een zin 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sterke en zwakke werkwoorden 
Lesdoel: aan het einde van de les kunnen we sterke en zwakke werkwoorden aanwijzen in een zin 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Het zwakke werkwoord
 verandert NIET van klank in de verleden tijd 

* fietsen -> fietsten
* rennen -> renden
* maken -> maakten 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 4 - Woordweb

Sterke werkwoorden veranderen wèl van klank in de verleden tijd 
lopen - liepen

beginnen - begonnen

brengen - brachten

Slide 5 - Tekstslide

Lopen is een
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 6 - Quizvraag

Rennen is
A
een sterk werkwoord
B
een zwak werkwoord

Slide 7 - Quizvraag

meervoud zelfstandig naamwoord

= Wanneer een zelfstandig naamwoord meer is dan één.

Om het meervoud te maken voeg je -en, -s of -’s toe aan het woord.
vb:
 paard - paarden  |       opa - opa's     |      shampoo - shampoos

Slide 8 - Tekstslide

Meervoud op -’s
Je schrijft -’s als het zelfstandig naamwoord eindigt op een lange klinker die je met één letter schrijft:
-a, -o, -u, -i of -y:

ski - ski's
piano - piano's
pony - pony's

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud op -s
ezel – ezels
sporter – sporters

Slide 10 - Tekstslide

Meervoud op -en
paard – paarden
kans – kansen



Slide 11 - Tekstslide

Let op!
Soms gaat de vorming van het meervoud net iets anders:

  • Letter toevoegen: fles - flessen (+s)
  • Letter weglaten: daad - daden   (-a)
  • Letter veranderen: scherf - scherven (f wordt v)

Slide 12 - Tekstslide

Let op!
Schrijf je de lange klinker met meer letters of met een letter met een accent, dan eindigt het meervoud op een -s:

Voorbeeld:
bureau – bureaus, shampoo – shampoos; cowboy – cowboys; café – cafés

Slide 13 - Tekstslide

Kortom
Sterke ww: verandert van klank in de verleden tijd
Zwakke ww: verandert NIET van klank in de verleden tijd

Meervoud maak je door het toevoegen van:
  • -en
  • -s
  • -'s

Slide 14 - Tekstslide

Maken:
H3.8 Spelling 

Kader opdracht: 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 11

Basis opdracht: 1 t/m 6, 8, 9, 11-1, 12

timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Vertel in je eigen woorden wat het verschil is tussen en sterk werkwoord en een zwak werkwoord...

Slide 16 - Open vraag

Hoe heb je gewerkt vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll