Lezen H5

Lezen H1 t/m H6

Nieuw Nederlands 5de editie

2vwo

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen H1 t/m H6

Nieuw Nederlands 5de editie

2vwo

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Lezen H1 t/m H6
  1. Onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte van een tekst
  2. Hoofd- en bijzaken, kernzinnen en samenvatten
  3. Tekstverbanden (1): chronologie, opsomming, tegenstelling en toelichting
  4. Feiten, meningen en argumenten
  5. Tekstverbanden (2): voorwaarde, reden, oorzaak en conclusie
  6. Tekst en publiek

    
    
      
Dit wordt getoond in de gedeelde les die leerlingen zelfstandig kunnen doen.
       
     
   

   
     
       
          Differentiëer
       
     
     

       
         
            Differentiëer
         
         
         

         
            Instellingen
         
       
     
   


   
   
 
   
   
   

   
   
   
     
       
       
     
   
 

   
   

   
   
     
       Het schrijven van getallen
     
   

   
   
      In teksten schrijf je getallen soms in cijfers en soms in letters. De regels die je daarbij moet hanteren zijn helder, maar het zijn er veel. Leer ze niet allemaal uit je hoofd, maar probeer een logica te vinden. Twijfel je bij het schrijven van een officieel document: zoek de regel dan op!
   

 
 
 
   
     
       
       
       
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
     
   
 
   
   
   
   
   
   
 
 

Aa

Slide 2 - Tekstslide

Bestudeer de theorie bij Lezen H5
      3 minuten

Slide 3 - Tekstslide

5. Tekstverbanden (2)
Als de verbanden tussen woorden, zinnen en alinea's niet kloppen, ontbreekt de samenhang in een tekst. Eigenlijk merk je dat pas als de verbanden niet kloppen. Dan kan je geen touw meer vastknopen aan een tekst. Kijk maar!

Slide 4 - Tekstslide

Kiezer ik ga wie ik zwevende ben,

want ben een ik weet niet op stemmen.

Wat staat hier?
Ik weet niet op wie ik ga stemmen, want ik ben een zwevende kiezer.

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord past hier?
want, omdat, maar ook doordat
Ik ben woensdag vrij,
... ik ga stemmen.

Slide 6 - Woordweb

Ik ben woensdag vrij,
omdat ik ga stemmen.
A
'Ik ga stemmen' is een reden.
B
'Ik ga stemmen' is een oorzaak.
C
'Ik ga stemmen' is een gevolg.
D
'Ik ga stemmen' is een conclusie.

Slide 7 - Quizvraag

Doordat ik ga stemmen,
ben ik woensdag vrij.
A
Dat ik ga stemmen is een reden.
B
Dat ik ga stemmen is een oorzaak.
C
Dat ik ga stemmen is een gevolg.
D
Dat ik ga stemmen is een conclusie.

Slide 8 - Quizvraag

Ik ga alleen stemmen als ik een vrije dag krijg.
A
In deze zin staat een reden.
B
In deze zin staat een oorzaak.
C
In deze zin staat een gevolg.
D
In deze zin staat een voorwaarde.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in:
Ik ga alleen stemmen als ik een vrije dag krijg.

Slide 10 - Open vraag

Ik wil wel stemmen,
maar ik weet niet op welke partij.
A
In deze zin staat een oorzaak.
B
In deze zin staat een reden.
C
In deze zin staat een opsomming.
D
In deze zin staat een tegenstelling.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in:
Ik wil wel stemmen,
maar ik weet niet op welke partij.

Slide 12 - Open vraag

Heb je nog vragen? Stel ze hier!

Slide 13 - Open vraag

Aan het werk
  • Maak opdracht 'Extra' van Lezen H5.
  • <75%: Maak opdracht 'Test' van Lezen H5.

Slide 14 - Tekstslide