Oefentoets periode 2 - Q&A

Oefentoets periode 2 - Q&A
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets periode 2 - Q&A

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent "inclusie" in een sociale context?
A
Het uitsluiten van mensen op basis van hun achtergrond.
B
Het aanpassen van regels zodat iedereen kan meedoen, ongeacht hun verschillen.
C
Het zorgen dat alleen bepaalde groepen mensen worden gehoord.
D
Het geven van meer kansen aan de meerderheidsgroep.

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn normen?
A
Geschreven regels in de wet
B
Persoonlijke overtuigingen die iemand heeft
C
Gedragsregels die in een samenleving gelden
D
Religieuze voorschriften

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen nature en nurture?
A
Nature draait om persoonlijkheid, nurture om fysieke kenmerken.
B
Nature heeft te maken met opvoeding, nurture met erfelijke eigenschappen.
C
Nature verwijst naar genetische aanleg, nurture naar omgevingsinvloeden.
D
Nature gaat over omgevingsfactoren, nurture over genetische aanleg.

Slide 4 - Quizvraag

Welke invloeden behoren tot nature en nurture?
A
Nature: genetische factoren, nurture: opvoeding en sociale omgeving.
B
Nature: omgevingsfactoren, nurture: erfelijke eigenschappen.
C
Nature: sociaal gedrag, nurture: biologische processen.
D
Nature: persoonlijkheid, nurture: fysieke kenmerken.

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit wat het begrip internaliseren betekent

Slide 6 - Open vraag

Wat is het socialisatieproces?
A
Het proces waarbij mensen economische kennis verwerven.
B
Het proces waarbij mensen economische kennis verwerven.
C
Het proces waarbij mensen sociale vaardigheden leren door interactie met anderen.
D
Het proces waarbij mensen leren om biologische functies uit te voeren.

Slide 7 - Quizvraag

Sleep op de volgende dia de juiste beschrijving bij het juiste socialisatieproces

Slide 8 - Tekstslide

Primair socialisatie
Secundaire socialisatie
Milieuspecifieke socialisatie
Geslachtsspecifieke socialisatie
Socialisering binnen het gezin en school
Socialisering binnen de omgeving waar je woont
Socialisering door leefomstandigheden binnen gezin
Socialisatie door verschil jongen en meisje

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is discriminatie?
A
Het ongelijk behandelen van mensen op basis van kenmerken.
B
Het gelijk behandelen van alle mensen.
C
Het negeren van individuele verschillen.
D
Het promoten van diversiteit in de samenleving.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van discriminatie?
A
Het vieren van culturele diversiteit op school.
B
Het respectvol omgaan met verschillende tradities.
C
Het weigeren van een baan vanwege afkomst.
D
Het aanmoedigen van gelijke kansen voor iedereen.

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de juiste beschrijving bij de juiste begrippen

Slide 12 - Tekstslide

Racisme
Segregratie
Polarisatie
Radicalisering
Het ene ras is beter dan de andere
Afzondering van groepen
Wij-zij gevoel
Vervreemd van normen en waarden van eigen groep

Slide 13 - Sleepvraag

In een middelbare school ontstaat een fel debat over het invoeren van schooluniformen. Voorstanders geloven dat uniformen gelijkheid bevorderen, terwijl tegenstanders vinden dat het de persoonlijke expressie beperkt. De discussie leidt tot verhitte woordenwisselingen en een gespannen sfeer, waardoor de schoolgemeenschap verdeeld raakt.

Welke vorm van discrimineren is hier aan de hand?
A
Racisme
B
Segregatie
C
Polarisatie
D
Radicalisering

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de volgende uitspraken is NIET waar over interculturele communicatie?
A
Interculturele communicatie helpt misverstanden tussen verschillende culturen te verminderen.
B
Interculturele communicatie vereist begrip en respect voor culturele verschillen
C
Interculturele communicatie is alleen belangrijk voor mensen die in het buitenland werken.
D
Interculturele communicatie bevordert samenwerking in diverse teams

Slide 15 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met je eigen referentiekader?

Slide 16 - Open vraag

Sleep de volgende begrippen over cultuur bij de juiste beschrijving

Slide 17 - Tekstslide

Etnocentrisme
Superioriteitsgevoel
Cultuurrelativisme
Vanuit je eigen cultuur andere culturen beoordelen
Je voelt je beter dan de ander
Alle culturen zijn gelijk, niet oordelen over de ander

Slide 18 - Sleepvraag

Toeristen uit het Westen bezoeken een lokaal dorp in een ontwikkelingsland. Ze lachen om de eenvoudige huizen en traditionele kleding van de lokale bewoners, zonder hun cultuur te begrijpen. Ze vinden het maar armoedig.

Waar is bij deze situatie sprake van?
A
Etnocentrisme
B
Superioriteitsgevoel
C
Cultuurrelativisme
D
Inclusiviteit

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet het als de informatie niet goed aan komt bij de ontvanger?
A
Storing
B
Ruis
C
Afleiding
D
Turbulentie

Slide 20 - Quizvraag

Het inzetten van een interventie kan op micro-, meso- en macroniveau. Welke beschrijving klopt voor MACRO niveau?
A
Gericht op een persoon/individu
B
Binnen een organisatie
C
Meerdere organisaties, hele stad of zelfs land
D
Gericht op het individu binnen een organisatie

Slide 21 - Quizvraag

Ben je goed voorbereid voor de toets?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag