Bezittelijk voornaamwoord ons/onze

• Nederlands
• ISK

Bezittelijk voornaamwoord

Van wie is het?

ons/onze

Ik heb een boek.

Jij hebt een boek.

Hij heeft een boek.

Zij heeft een boek.

Het is mijn boek.

Het is jouw boek.

Het is zijn boek.

Het is haar boek.

Wij hebben een boek.

Jullie hebben een boek.

Zij hebben een boek.

Het is ons boek.

Het is jullie boek.

Het is hun boek.

Wij hebben

het-woord: ons

Wij hebben een boek.

het boek

> Het is ons boek.

de-woord: onze

Wij hebben een hond.

de hond

> Het is onze hond.

Wij hebben een hond.
Het is ... hond.

1. ons
2. onze

Wij hebben een kat.
Het is ... kat.

1. ons
2. onze

Wij hebben een huis.
Het is ... huis.

1. ons
2. onze

meervoud: altijd de

de hond                             de honden

het meisje                          de meisjes

Wij hebben pennen.
Het zijn ... pennen.

1. ons
2. onze

Wij hebben een tuin.
Het is ... tuin.

1. ons
2. onze

Wij hebben twee zussen.
Zij zijn ... zussen.

1. ons
2. onze

Wij hebben een lokaal.
Het is ... lokaal.

1. ons
2. onze

Wij hebben een auto.
Het is ... auto.

1. ons
2. onze

Wij hebben 15 tafeltjes.
Het zijn ... tafeltjes.

1. ons
2. onze

Wij hebben een vriend.
Hij is ... vriend.

1. ons
2. onze

Wij hebben een boek.
Het is ... boek.

1. ons
2. onze

Wij hebben twee boeken.
Het zijn ... boeken.

1. ons
2. onze

Wij hebben een groot schoolgebouw.
Het is ... schoolgebouw.

1. ons
2. onze