verbindingswoorden

lesprogramma 18 mei

  • Huiswerk:
  • wacht niet tot zondagavond met beginnen
  • inzet (dus werken volgens de opdracht!)
  • in je schrift (leesbaar!)
  • op de ELO inleveren
  • lesdoel = verbindingswoorden: LessonUp
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

lesprogramma 18 mei

  • Huiswerk:
  • wacht niet tot zondagavond met beginnen
  • inzet (dus werken volgens de opdracht!)
  • in je schrift (leesbaar!)
  • op de ELO inleveren
  • lesdoel = verbindingswoorden: LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

lesdoel vandaag
  • Ik kan naast korte zinnen ook langere zinnen maken door verbindingswoorden te gebruiken.
  • Ik gebruik dan de komma en denk eraan om deze vóór het verbindingswoord te zetten.

Slide 2 - Tekstslide

samenvoegen van zinnen
  • Je kunt meerdere korte zinnen samenvoegen door een verbindingswoord te gebruiken.
  • Voorbeeld: De meisjes spelen vaak samen. Ze zijn goede vriendinnen.
  • De meisjes spelen vaak samen, want ze zijn goede vriendinnen.
  • De meisjes spelen vaak samen, omdat ze goede vriendinnen zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

De komma
  • De meisjes spelen vaak samen, want ze zijn goede vriendinnen.
  • Wat valt je op?

Slide 4 - Tekstslide

Theorie correcte zinnen blz 32
.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom gebruiken we verbindingswoorden?
A
om de leesbaarheid van de tekst te verhogen
B
om dingen uit te leggen
C
om te verwijzen
D
om je te plagen

Slide 6 - Quizvraag


 Hoe mag je verbindingswoorden ook noemen?
A
signaalwoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Wat is hier geen verbindingswoord?
A
maar
B
terwijl
C
omdat
D
zeker

Slide 8 - Quizvraag

maak een zin met een verbindingswoord

Slide 9 - Open vraag

Piet wil yoghurt en vla, maar dat mag niet.

Hoeveel verbindingswoorden?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 10 - Quizvraag

Tussen welke twee woorden staat een komma?

Omdat ik te laat was, moest ik een briefje halen.
A
verbindingswoorden
B
persoonsvormen

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste verbindingswoorden:
A
en, maar, want, omdat, tenzij, terwijl,
B
niet, eens, waarom, welke
C
leuk, zout, kopje, mier, aandacht, enorm
D
wel, waar, wie, hoe, wat

Slide 12 - Quizvraag

waar of niet waar?

En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus zijn verbindingswoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Toen ik gisteren de krant las, ging het alleen maar over corona, omdat dit het belangrijkste nieuws is.

Wat zijn de verbindingswoorden?
A
toen, ging
B
omdat, toen
C
ging, omdat
D
omdat, toen, ging

Slide 14 - Quizvraag

Correcte zinnen:

schrijf je dus o.a. door verbindingswoorden te gebruiken:

  • We hebben bijna vakantie, dus we moeten nog even volhouden.
  • Sjakie gaat in de chocoladefabriek werken, want hij is dol op chocolade.




Slide 15 - Tekstslide

Geheugentestje:

Een komma zet je ...

Je mag meerdere antwoorden kiezen
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Tussen twee verbindingswoorden
C
Tussen twee moeilijke woorden
D
Tussen delen van een opsomming

Slide 16 - Quizvraag

Einde
Nu verder met nabespreken fictieopdracht 'Hugo's geniale wereld'

Slide 17 - Tekstslide