Fictie en formuleren

programma 12 mei klas AH1B
  •  verbindingswoorden
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

programma 12 mei klas AH1B
  •  verbindingswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

les/leerdoelen
  • je kunt verwijswoorden herkennen
  • je gebruikt de juiste verwijswoorden door eerst te bedenken of je met een 'de' of 'het' woord te maken hebt
  • je kunt verbindingswoorden herkennen
  • je weet wanneer/waar je een komma in de zin zet

Slide 3 - Tekstslide

Formuleren
A
Iets wat je zelf hebt meegemaakt.
B
Eerste gedachte of gevoel
C
Met woorden omschrijven
D
Betekenen

Slide 4 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden? 
Meerdere antwoorden mogelijk
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 5 - Quizvraag

Is de stelling waar?

Een tekst wordt saai, als je verwijswoorden gebruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Waarom worden verwijswoorden gebruikt?
A
Om de zin goed te kunnen gebruiken.
B
Om zinnen aan elkaar te plakken.
C
De zin wordt leesbaarder, want je voorkomt saaie herhalingen.
D

Slide 7 - Quizvraag

Wat is hier géén verwijswoord ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 8 - Quizvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats. Let op: er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. Je mag er dus meerdere slepen, als je denkt dat ze passend zijn .
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 9 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats. Let op: er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. Je mag er dus meerdere slepen, als je denkt dat ze passend zijn .
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 10 - Sleepvraag

Welke verwijswoorden horen in deze zin? Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats. Let op: er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn bij één antwoord. Je mag er dus meerdere slepen, als je denkt dat ze passend zijn .
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
hij
dat

Slide 11 - Sleepvraag

goed of fout?
Het meisje die buiten speelt.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

goed of fout?

De fiets, die is gestolen, stond op slot.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 16 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 17 - Quizvraag

Woorden die het verband laten zien tussen woorden, zinnen of alinea's noem je......
A
verwijswoorden
B
signaalwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Theorie correcte zinnen blz 32
.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Formuleren: wat doe je dan?
  • Correcte zinnen maken door:
  • Zinnen (oftewel mededelingen) te verbinden door een komma te plaatsen. Vaak doe je dat tussen 2 persoonsvormen.
  • Je kan ook kiezen om tussen twee zinnen een verbindingswoord te plakken. Je zet dan een komma vóór het verbindingswoord.

Slide 23 - Tekstslide


 Hoe mag je verbindingswoorden ook noemen?
A
signaalwoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 24 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verbindingswoorden?
A
om de leesbaarheid van de tekst te verhogen
B
om dingen uit te leggen
C
om te verwijzen
D
om je te plagen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is hier geen verbindingswoord?
A
maar
B
terwijl
C
omdat
D
zeker

Slide 26 - Quizvraag

Maak een zin met een verbindingswoord

Slide 27 - Open vraag

Correcte zinnen:

schrijf je dus o.a. door verbindingswoorden te gebruiken:

  • We hebben bijna vakantie, dus we moeten nog even volhouden.
  • Sjakie gaat in de chocoladefabriek werken, want hij is dol op chocolade.




Slide 28 - Tekstslide

Ik heb jarenlang kunnen, genieten van spaghetti.


Het kommagebruik in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quizvraag

De komma maakt het verschil. Hiernaast staan algemene regels voor kommagebruik. Sleep de juiste zinnen naar de juiste regel.
tussen delen van een opsomming
voor een voegwoord
voor een voegwoord
tussen twee persoonsvormen
voor een voegwoord
De persconferentie van de premier trekt veel kijkers, omdat hij nieuwe maatregelen aankondigt.
Denk je dat we na 1 juni weer naar school mogen, maar dan wel in kleinere groepen?
Je moet minimaal anderhalve meter afstand tot elkaar houden, zoveel mogelijk in huis blijven en sociaal contact vermijden.
Wat op dit moment in de wereld gebeurt, is misschien een waarschuwing dat er iets moet veranderen.
Mensen vierden massaal carnaval met elkaar, terwijl bekend was dat het coronavirus heerste in de wereld.

Slide 30 - Sleepvraag

Vragen?

Slide 31 - Tekstslide