In het begin - les 2 - H1

In het begin
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
GodsdienstMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

In het begin

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
  • Terug- en vooruitblik
  • Leerdoelen
  • 'Schepping' - wat?
  • 'Schepping' - wie? 
  • Schepping vs. Evolutie
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Vorige week?

  • Wat betekent Beresjit?

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen - H1
  1. Je kunt uitleggen waarom Genesis het boek van het begin is.
  2. Je kunt vertellen wat er op elke dag van de schepping gebeurde.
  3. Je kunt vertellen op welke manier God de wereld schiep.

Slide 4 - Tekstslide

Lees paragraaf 1B
Maak opdracht 1.2 (gebruik een Bijbel)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat roept dit filmpje bij je op?

Slide 7 - Open vraag

Genesis (grieks) = 'begin', 'ontstaan' of 'wording'

Het eerste Hebreeuwse woord is beresjit = in het begin

Hoe ontstond in het begin de wereld?
  • God schept pratende.
  • God schept IETS uit NIETS.
en wat schiep God dan?
  • Alles komt uit God voort.


 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Nummer onder elkaar in je kladschrift van 1 t/m 7

Terwijl je naar het filmpje kijkt en het Bijbelverhaal luistert schrijf je bij elke dag van de week op, wat God toen maakte.

Daarna maak je opdracht 1.3 en 1.4

Slide 9 - Tekstslide

Nakijken





Nakijken: opdracht 1.3 en 1.4
Wat valt je op als je de 1e dag vergelijkt met de 4e dag, en de 2e met de 5e, en de 3e met de 6e?


opdracht 1.3
Dag 1: Licht                      
Dag 2: Lucht                    
Dag 3: Land en plant    
Dag 4: Lichtdragers  
Dag 5: Lucht- en waterdieren  
Dag 6: Landdieren en mens  
opdracht 1.4
God schiep de wereld door te praten.


Vers 6: door het woord van de Heer is de hemel gemaakt, door de adem van zijn mond het leger der sterren.
Vers 9: Want hij sprak en het was er, hij gebood en daar stond het.  


Slide 10 - Tekstslide

Ezelsbruggetje:

1e dag Licht


2e dag Lucht


3e dag Land en plant





4e dag Lichtdragers 


5e dag Lucht- en waterdieren


6e dag Landdieren en de mens

Slide 11 - Tekstslide

Wat vind jij?

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg 7e dag - rustdag
Op de 7e dag 'rustte' God
Rusten = God geniet van Zijn scheppingswerk
Gods rustdag en onze zondag:
- ook wij hebben een dag rust nodig
- 1 dag geen alledaagse dingen, maar toewijding aan God

Slide 13 - Tekstslide

waar GENIET je van op zondag

Slide 14 - Open vraag

Uitleg hfst. 1
Genesis = 'begin', 'ontstaan'  of 'wording' 
Scheppen = iets tevoorschijn spreken dat er eerst niet was



Slide 15 - Tekstslide

Keuzeopdracht: 
Maken:
Keuzeopdracht - Psalm 104 (blz. 10)
Mag in tweetallen!

Slide 16 - Tekstslide

Quiz

Slide 17 - Tekstslide

Wat schiep God de eerste dag?
A
Licht
B
Lucht
C
Land en plant
D
De mens

Slide 18 - Quizvraag

In hoeveel dagen schiep God alles?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 19 - Quizvraag

Naar wiens beeld werd de mens geschapen?
A
Geen beeld
B
Gods beeld
C
Beeld van een dier
D
Beeld van een engel

Slide 20 - Quizvraag

Wat deed God op de zevende dag?
A
Scheppen
B
Slapen
C
Vernietigen
D
Rusten

Slide 21 - Quizvraag

Wie werd het eerst geschapen?
A
Adam
B
Eva
C
Kaïn
D
Abel

Slide 22 - Quizvraag

Uit wat werd Adam gemaakt?
A
Uit een rib
B
Uit speeksel
C
Uit niets
D
Uit stof

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk volgende week:

Leer de begrippen van H1 (blz. 32)

Maak van de leerdoelen uit H1 vraagzinnen

Slide 24 - Tekstslide

Tot volgende week!

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Evolutie... leer? isme? 
Evolutieleer: wetenschappelijke theorie dat alles langzaam (geleidelijk) is ontstaan.

Evolutionisme: 'geloof'(levensbeschouwing) die gelooft dat alles toevallig is ontstaan door evolutie en dat God niet bestaat. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Schepping en/of evolutie
Bedenk in tweetallen drie verschillen

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen - H2
  1. Je kunt uitleggen dat de mens een speciale plek in de schepping heeft;
  2. Je kunt benoemen welke taken God de mens geeft;
  3. Je kunt drie manieren bedenken waarop jij de taak van rentmeester uit kunt voeren. 

Slide 30 - Tekstslide

Uitleg 2.2 Onderkoningen
Adam is geschapen naar Gods beeld:
  • niet in uiterlijk, maar in innerlijk
  • kennis: Adam kende God; 
  • gerechtigheid: Adam kon God recht in de ogen kijken; 
  • heiligheid: Adam was zonder zonde  

Slide 31 - Tekstslide

Uitleg 2.2 Rentmeesters
God stelde de mens aan als rentmeester (beheerders) over de schepping.
De mens moet de aarde bebouwen en bewaren:
  • Bebouwen: de aarde gebruiken, je talenten gebruiken 
  • Bewaren: zorgen voor de aarde, planten en dieren 

Door als goede rentmeester te leven, eer je God!

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 2.1 en 2.2

Slide 33 - Tekstslide

Uitleg Opdracht 2.1-2.2
  1. 1 b) De mens is geschapen naar het beeld van God. Hij lijkt op God in innerlijk en in zijn doen. Voor zijn daden is de mens ook verantwoordelijk. Dit alles hebben dieren niet. 
    2.2 a. bijv. Gods Naam is machtig op heel de aarde – Hij heeft de maan en de sterren aan de hemel bevestigd – Hij heeft de mens bijna een god gemaakt.
b) Dat God de mens bijna een god heeft gemaakt en het werk van Zijn handen heeft toevertrouwd aan de mens. God heeft de mens gekroond met glans en glorie.

Slide 34 - Tekstslide

Complimenten
Werk in tweetallen 

Schrijf drie complimenten op bij de volgende  categorieën :

1e categorie: Karakter/persoon
2e categorie: Hobby’s/ talenten
3e categorie: overige complimenten

Slide 35 - Tekstslide

Noteer 3 dingen die je hebt geleerd over de schepping en doel van de mens.

Slide 36 - Open vraag

Hoe heette de boom waar Adam en Eva niet van mochten eten?
A
De boom des levens
B
De boom van kennis
C
De boom van kennis van goed en kwaad
D
De boom van het kwaad

Slide 37 - Quizvraag

Welk dier kon in het paradijs spreken?
A
De aap
B
De slang
C
De gnoe
D
De zebra

Slide 38 - Quizvraag

Wie werd het eerst door de slang verleidt?
A
De aap
B
De engel Michaël
C
Adam
D
Eva

Slide 39 - Quizvraag

Wat deed God met Adam en Eva na het eten van de verboden vrucht?
A
Hij stuurde hen weg
B
Hij doodde hen
C
Hij vergaf hen
D
Hij sloeg hen

Slide 40 - Quizvraag