taal thema 1 les 8 meewerkend voorwerp

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

thema 1 les 8

het meewerkend voorwerp

aan wie/wat + gezegde + ow + lv?

gezegde = alle werkwoorden

ow = onderwerp

lv = lijdend voorwerp

Thomas gaf Bob een appel.

aan wie/wat + gezegde + ow + lv?

AAN WIE GAF THOMAS EEN APPEL?

De meester moet haar de opdracht uitleggen.

aan wie/wat + gezegde + ow + lv?

AAN WIE MOET DE MEESTER DE OPDRACHT UITLEGGEN?

Mijn moeder geeft Bob een snack.

Aan wie geeft mijn moeder een snack?

1. aan mij
2. mijn moeder
3. Bob
4. aan Bob

Frank vraagt de weg aan een vrouw.

Aan wie vraagt Frank de weg?

1. aan Frank
2. een vrouw
3. vrouw
4. de vrouw

Anne vraagt Jip om het boek.

Aan wie vraagt Anne het boek?

1. Jip
2. aan Jip
3. Anne
4. aan Anne

Jip geeft haar een korte uitleg.

Aan wie geeft Jip een korte uitleg?

1. Jip
2. haar
3. Anne
4. aan Anne

Tanya leent Marnix een Frans boek.

Aan wie leent Tanya een Frans boek?

1. Tanya
2. aan hem
3. aan Marnix
4. Marnix

Sem geeft de sleutels aan Daan.

Aan wie geeft Sem de sleutels?

1. Sem
2. aan Daan
3. Daan
4. aan Sem

Hij meldt de diefstal aan de politie.

Aan wie meldt hij de diefstal?

1. hij meldt
2. hij
3. aan de politie
4. politie

Josje geeft haar hond te eten.

Aan wie geeft Josje eten?

1. haar hond
2. de hond
3. hond
4. te eten

Mara stuurde de burgemeester een brief met vragen.
Aan wie stuurde Mara een brief?

1. de burgemeester
2. een brief
3. aan hem
4. Mara

Opa beloofde ons een dagje pretpark.


Aan wie beloofde opa een dagje pretpark?

1. een dagje
2. ons
3. Opa
4. een dagje pretpark

Moeder geeft Liz een cadeautje.

Aan wie geeft moeder een cadeautje?

1. een cadeautje
2. aan Liz
3. aan moeder
4. Liz