3k - les 11 Extra WWspelling + Lezen H4

Welkom


Nederlands
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom


Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
- Telefoon weg
- Jas weg
- Geen eten en drinken
- Leesboek op tafel
- Chromebook/Lesboek + papier + pen
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
Taalverzorging
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Meervoud

Slide 3 - Tekstslide

Doel vandaag
- Oefenen met werkwoord spelling
- Lezen H4

Slide 4 - Tekstslide

SO Taalverzorging en woordenschat
Noteer de twee betekenissen van beide zinnen.

1. Dat was op de valreep.
2. Het water liep hem in de mond

Slide 5 - Tekstslide

SO Taalverzorging en woordenschat
Maak twee zinnen met het volgende woord. In één zin waarin het woord letterlijk wordt gebruikt, de andere zin figuurlijk.

boter

Slide 6 - Tekstslide

Vul de juiste vorm van het werkwoord goed in.
1. Hij (vertellen) ............. dat hij gisteren op de bank in slaap is (vallen) ................ .
2. Merel (hebben) .............. vorige week gebeld over de (winnen) ................. prijs.
3. (Waarschuwen) ................ omstanders (weten) ................ een uur geleden iemand te bevrijden.

Slide 7 - Tekstslide

Even een terugblik
Binnenkort volgt er een leestoets.
Wat hebben we geleerd bij Lezen H3?

Slide 8 - Tekstslide

Lezen H3: Verbanden en signaalwoorden (1)
In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken.
Ze houden verband met elkaar.
Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt.
Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen.
Er zijn verschillende soorten verbanden.

Slide 9 - Tekstslide

Soorten verbanden
Een opsomming herken je aan signaalwoorden zoals: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en. Je kunt een opsomming ook herkennen aan opsommingstekens, zoals een dubbele punt (:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•). 

Bijvoorbeeld:
Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.

Slide 10 - Tekstslide

Soorten verbanden
Een voorbeeld (toelichting) herken je aan signaalwoorden zoals: bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie.
Een voorbeeld of toelichting volgt vaak na een algemene uitspraak.

Bijvoorbeeld:
Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.

Slide 11 - Tekstslide

Soorten verbanden
Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen

Bijvoorbeeld:
Veel jongeren willen graag in de vakantie wat bijverdienen, maar niet elke klus is aantrekkelijk of levert genoeg geld op.

Slide 12 - Tekstslide

Lezen H4: Verbanden en Signaalwoorden (2)
De verbanden die we in H4 leren zijn:

Een tijdsvolgorde (chronologie)
Een oorzaak - gevolg
Een voorwaarde


Kan iemand een voorbeeld geven van deze verbanden?

Slide 13 - Tekstslide

Soorten verbanden
Een tijdsvolgorde (chronologie) herken je aan signaalwoorden zoals:
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds. 

Bijvoorbeeld:
– Eerst bereikten de Nederlandse voetbalvrouwen de kwartfinale, daarna gingen ze door naar de halve finale en vervolgens wisten ze de finale te winnen!

Slide 14 - Tekstslide

Soorten verbanden
Een oorzaak – gevolg herken je aan signaalwoorden zoals: daardoor, doordat, zodat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van

Bijvoorbeeld:
– Doordat Ilse een enge film had gekeken, durfde ze niet meer in het donker te fietsen.
Oorzaak: een enge film kijken.
Gevolg: niet meer in het donker durven fietsen.

Slide 15 - Tekstslide

Soorten verbanden
Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden zoals: als … (dan), indien, tenzij, mits. 

Bijvoorbeeld:
– Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.
Jasper móét dus anders en beter gaan leren als hij dit jaar nog over wil gaan. De voorwaarde is dus: anders en beter gaan leren.

Slide 16 - Tekstslide

Alle verbanden uit H3 en H4
Een opsomming
Een voorbeeld (toelichting)
Een tegenstelling
Een tijdsvolgorde (chronologie)
Een oorzaak - gevolg
Een voorwaarde

Slide 17 - Tekstslide

Vul het schema verder in.
Verbanden en signaalwoorden

Kijk naar de theorie in het boek/chromebook(naslag)
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Alle verbanden uit H3 en H4
Een opsomming
Een voorbeeld (toelichting)
Een tegenstelling
Een tijdsvolgorde (chronologie)
Een oorzaak - gevolg
Een voorwaarde
                                                              Lezen H4: Maken opdracht 1 + 7

timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Boek meenemen
Morgen: SO Woordenschat en Taalverzorging H3+H4
Lezen H4: opdracht 1 en 7 maken

Slide 20 - Tekstslide