Zolang deze landen (= de Republiek) onder Spaans bestuur hebben gestaan,
hebben de inwoners niet naar West- of Oost-Indië mogen varen. Dit waren de
gebieden die volgens het decreet van paus Alexander VI toegewezen waren
alleen aan Spanje en Portugal, met uitsluiting van alle andere volken. Daarom
moesten de inwoners van deze landen zich ermee tevredenstellen dat zij hun
schepen alleen naar Spanje en Portugal ter koopvaardij mochten zenden, en
niet verder. Wel dreven zij handel op de Oostzee en de landen en rijken die
daarop uitkomen en die van oudsher een zeer grote handel is, vooral in granen
en scheepsbehoeften. Net als in hout, wat voor het grootste deel weer
hiervandaan naar Spanje en Portugal werd vervoerd om schepen te bouwen en
te repareren.