h2 1a

Test unit 2
  1. Words
  2. Present Simple
  3. Present Continuous 
  4. Persoonlijke voornaamwoorden 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Test unit 2
  1. Words
  2. Present Simple
  3. Present Continuous 
  4. Persoonlijke voornaamwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Vertaal: belangrijk

Slide 2 - Open vraag

Vertaal: gevaarlijk

Slide 3 - Open vraag

Vertaal: verrader

Slide 4 - Open vraag

Vertaal: veilig

Slide 5 - Open vraag

Vertaal: voorbeeld

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: chapter

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: insecure

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: describe

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: compare

Slide 10 - Open vraag

Vertaal: village

Slide 11 - Open vraag

Present Simple
Als je zegt dat iets altijd, vaak of soms gebeurt, gebruik je het hele werkwoord of het hele werkwoord + -s. Dit heet de 'present simple'.


Je gebruikt de present simple ook als je vertelt wat er in een verhaal gebeurt.
Bij he, she en it gebruik je het hele werkwoord +-s.
Bij I, we, they en you gebruik je het hele werkwoord.
Voorbeelden:

I see Hazar in the helicopter.
He wants to kill the President.
We run to the trees.


Slide 12 - Tekstslide

Present Continuous
Als je duidelijk wilt maken dat iets nu gebeurt, dan gebruik je am / is / are + een woord eindigend op -ing. Zo maak je de present continuous: am / are / is + werkwoord + -ing:
I am working
you are working
he / she / it is working
we are working
they are working
Voorbeelden:
He is watching the helicopter.
I am looking at the President.
We are walking to the forest.


Slide 13 - Tekstslide

Gebruik de Present Simple

My parents ........... (to visit) my grandmother every week.

Slide 14 - Open vraag

Gebruik de Present Simple

Laura ......... (to like) to play tennis.

Slide 15 - Open vraag

Gebruik de Present Simple

My cat always ............. (to bite) me.

Slide 16 - Open vraag

Gebruik de Present Continuous

They ........ (to dance) together.

Slide 17 - Open vraag

Gebruik de Present Continuous

I ......... (to listen) to her.

Slide 18 - Open vraag

Gebruik de Present Continuous

Martin ............. (to write) a letter.

Slide 19 - Open vraag

Vul het persoonlijke voornaamwoord in.

I always listen to ..... (haar).

Slide 20 - Open vraag

Vul het persoonlijke voornaamwoord in.

(zij, meervoud) ........ are helping ..... (hem)

Slide 21 - Open vraag

Vul het persoonlijke voornaamwoord in.

I can't find .... (hun)

Slide 22 - Open vraag