Definitie van Basen: Stoffen die een H+ kunnen opnemen
(OH-, O2-, NH3, CO32- )
Ook deze moet je kennen
Hydroxide, Oxide, Ammonia, Carbonaat)
Slide 6 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.1
Om te bepalen wat de pH van een stof is kan je indicatoren (= aanwijzers) gebruiken. De kleur van de indicatoren is afhankelijk van de pH.
Tabel 36 in BINAS geeft een overzicht van indicatoren
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.1
Daarnaast bestaat er ook universeel
indicator.
Of elektronisch, de pH-meter
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.2, Zuren
Je kunt vier algemene eigenschappen van zure oplossingen beschrijven.
Je kunt vier bekende zuren en hun bijbehorende formule noemen.
Je kunt de relatie beschrijven tussen een zure oplossing, vrij bewegende H+-ionen en stroomgeleiding
Je kunt uitleggen welke stof er bij de elektrolyse van een zure oplossing aan de negatieve elektrode ontstaat.
Je kunt beschrijven hoe zure stoffen oplossen in water en dit in een reactievergelijking noteren.
Je kunt het proces van etsen uitleggen.
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.2, Zuren
Formules voor zuren: Bevatten geen metalen => geen zouten
Bevatten meerdere verschillende atoomsoorten => geen element
Zuren zijn dus moleculaire stoffen, wel een bijzondere groep!
Moleculaire stoffen (vast en vloeibaar) geleiden geen stroom, zuivere zuren geleiden ook geen stroom.
Zuren zijn moleculaire stoffen die een H+ kunnen afstaan in waterig milieu => in oplossing geleiden zuren wel de stroom
Slide 10 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.2, Zuren
Als een zuur oplost ontstaat er dus altijd H+ en de rest die overblijft noemt men ook wel het zuurrest-ion
Bijvoorbeeld zoutzuur:
HCl --> H+ + Cl-
Cl- is hier dan het zuurrest-ion (chloride)
(H+ is dus eigenlijk een proton, zonder elktronen, atoomnummer is toch 1)
Slide 11 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.2, Zuren
Bij het geleiden van stroom worden de H+ deeltjes door de negatieve elektrode aangetrokken.
Daar krijgen ze een elektron en samen met nog een ander H+ ion dat ook een ion krijgt vormt het H2, een gas.
Ook kunnen H+ deeltjes reageren met onedele metalen (bijvoorbeeld zink, magnesium of ijzer)
Daarbij worden elektronen van die metalenatomen gepakt en vormt zich ook waterstof gas en daardoor positieve metaalionen. Op deze manier kan jet metalen bewerken
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.2, Zuren
De pH van zuren is altijd kleiner dan 7.0
Bij verdunnen van zuren zal de pH stijgen tot maximaal 7.
Door verdunnen zal het nooit boven de 7 komen
Slide 13 - Tekstslide
Stofeigenschappen van zure oplossingen
Alle zuuroplossingen:
• bevatten -ionen;
• hebben een pH-waarde lager dan 7;
• smaken zuur;
• geleiden elektrische stroom;
• kunnen worden geëlektrolyseerd, waarbij -gas aan de negatieve elektrode ontstaat;
• reageren sterk met onedele metalen, waarbij een metaalion en -gas ontstaan;
• reageren met basen.
Slide 14 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
Je kunt vier algemene eigenschappen van basische oplossingen beschrijven.
Je kunt uitleggen hoe de concentratie van een basische oplossing de hoogte van de pH beïnvloedt.
Je kunt vier bekende basen en de bijbehorende formule geven
Je kunt het verschil uitleggen tussen ammonia en ammoniak.
Slide 15 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
Basen zijn stoffen die een H+ kunnen opnemen
Het negatieve ion in een zout kan soms een H+ opnemen
Denk bijvoorbeeld aan Natriumhydroxide.
NaOH(s) --> Na+(aq) + OH-(aq)
De OH- kan een een H+ opnemen.
Dat bepaald dus of NaOH een base is.
De Na+ is dus niet bepalend
Slide 16 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
Belangrijke basen (stoffen die een H+ kunnen opnemen)
OH- hydroxide ion
O2- oxide ion
CO32- carbonaat ion
NH3 ammonia
Deze namen moet je kennen (staan niet in BINAS)
Slide 17 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
Oplossingen van basen worden gebruikt om vettig vuil te verwijderen
Sterke oplossing van basen kunnen huid en slijmvliezen beschadigen
Slide 18 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
De pH van basen is altijd groter dan 7.0
Bij verdunnen van basen zal de pH dalen tot minimaal 7.
Door verdunnen zal het nooit beneden de 7 komen
Slide 19 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
Triviale namen die je moet kennen
Natronloog: oplossing van natriumhydroxide (NaOH) in water
Kalkwater: oplossing van Calciumhydroxide ( Ca(OH)2 ) in water
Ammonia: oplossing van Ammoniakgas ( NH3 (g) ) in water
Slide 20 - Tekstslide
Hoofdstuk 10.3, Basen
Stofeigenschappen
Alle basische oplossingen:
• bevatten stoffen of deeltjes die H+ opnemen;
• hebben een pH-waarde hoger dan 7;
• geleiden elektrische stroom;
• reageren met vet;
• reageren met zuren;
• smaken zeepachtig (maar je mag ze niet proeven!).
Als je de pH van een basische oplossing wilt onderzoeken, gebruik dan indicatoren.