specifieke ondersteuningsbehoefte 4.3 en 4.4

Hoofdstuk 4.3/ 4.4
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4.3/ 4.4

Slide 1 - Tekstslide


DOELEN 


Weet wat dyslexie is
Weet hoe en wanneer dyslexie wordt vastgesteld
Weet hoe een leerling met dyslexie pedagogisch en didactisch ondersteund kan worden
Kent de functie van pre-teaching bij dyslexie

DOELEN


• Weet hoe er verschillend wordt gedacht over de term dyscalculie
• Weet op welke rekenterreinen dyscalculie betrekking kan hebben
• Weet welke pedagogische en didactische ondersteuningsbehoefte een leerling met dyscalculie kan hebben

Slide 2 - Tekstslide

Waar denk je aan bij
een leerstoornis?

Slide 3 - Woordweb

Leerstoornis 
  • Een leerstoornis is een cognitieve aandoening;

  •  Iemand heeft dan problemen met leren en moet meer moeite doen om dingen te kunnen onthouden;

  • Een leerstoornis staat los van de intelligentie van iemand.

Slide 4 - Tekstslide

Leerstoornis
  • Een kind met een leerstoornis is normaal begaafd. Wat opvalt, is dat het kind op één bepaald gebied moeite heeft met leren: het heeft bijvoorbeeld problemen met lezen óf met rekenen.

  •  Een leerstoornis kan iemand z’n hele leven hinderen, maar vooral schoolgaande kinderen hebben er last van;

 - Blijven vaak zitten op basisschool.
 - Vaak vroegtijdige schoolverlaters.

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

 Kenmerken leerstoornissen 
  • Trager tempo;
  •  Ongunstige aanpak: passief of impulsief;
  • Kortetermijngeheugen werkt minder goed;
  • Langetermijngeheugen werkt minder goed;
  • Problemen met het onthouden van instructie;
  • Moeite om zelf werk na te kijken;
  • Emotionele problemen zoals faalangst.

Slide 7 - Tekstslide

Soorten leerstoornissen 
  1. Dyslexie
  2. Dyscalculie
  3. Hoogbegaafdheid
  4. NLD.

Slide 8 - Tekstslide

1. Laaggeletterdheid
2. Chronisch
3. Dyslexie
Mensen die moeite hebben met lezen/schrijven
Mensen met ernstige problemen met het lezen of schrijven van woorden
Langtijdig

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

Wat is dyslexie?
Dyslexie is een leerstoornis, wat heeft te maken met technisch lezen. Dyslexie betekent letterlijk niet goed kunnen lezen. Er is dan sprake van een ernstige achterstand op het gebied lezen en spelling. Ook bij extra ondersteuning/oefenen blijven het lezen en/of spelling moeilijk gaan. dyslexie is erfelijk maar het kan ook op een latere leeftijd ontstaan. 

Slide 11 - Tekstslide

Een paar verschillende soorten dyslexie.

  • Oppervlaktedyslexie: Hierbij moeten de kinderen de woorden opdelen of splitsen om het te kunnen lezen, wel kunnen ze woorden goed uitspreken.
  • Diepe dyslexie: Dit is een van de meest ernstige vormen. met dit type heb je moeite met zowel het uitspreken als herkennen van woorden.
  • Fonologische dyslexie: Dit is de meest voorkomende vorm. Hierbij ervaar je extreme moeite met het lezen van lange, onbekende of zeldzame woorden.  

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van dyslexie
  • Moeite met het herkennen van letters en klanken, en het opschrijven ervan.
  • Moeite met woordvinding (meer tijd nodig om op woorden te komen).
  • Moeite met nauwkeurig lezen.
  • Draaien letters of de volgorde van letters om tijdens het lezen (b=d).

Slide 13 - Tekstslide

Aanpak leerlingen met dyslexie
zie blz 167 boek..
bespreek deze met elkaar 

Slide 14 - Tekstslide

wat is: 
radende lezer
pre teaching
spellende lezer 

Slide 15 - Tekstslide

Hebben mensen met dyslexie recht op meer tijd bij toetsen?
A
Nee, dat hangt er vanaf of de school het kan regelen
B
Nee, alleen bij toetsen waarvoor je moet leren
C
Ja, altijd
D
Nee, alleen bij taaltoetsen

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor soort stoornis is dyslexie?
A
Ontwikkelingsstoornis
B
Leerstoornis
C
Gedragsstoornis
D
Spraakstoornis

Slide 17 - Quizvraag

Wat is waar?
A
Dyslexie is niet erfelijk
B
Dyslexie is te genezen
C
Dyslexie heeft niet te maken met intelligentie
D
Dyslexie betekent ''niet kunnen lezen''

Slide 18 - Quizvraag

Bij dyslexie gaat het om een stoornis op gebied van:
A
Begrijpend lezen
B
Technisch lezen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen soort van dyslexie?
A
Diepe dyslexie
B
Oppervlaktedyslexie
C
Analfabetisme
D
Fonologische dyslexie

Slide 20 - Quizvraag

Dyslectici hebben allemaal een traag leestempo
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 21 - Quizvraag

Welk van de onderstaande kenmerken horen niet bij dyslexie
A
Hebben moeite om hun aandacht erbij te houden bij het geschreven woord
B
Klanken/letters in volgorde zetten
C
Onthouden van losse gegevens
D
Moeite met nauwkeurig lezen

Slide 22 - Quizvraag

Welke beroemdheid was niet dyslectisch?
A
Winston Churchill
B
Micheal Jackson
C
Albert Einstein
D
Walt Disney

Slide 23 - Quizvraag

hoofdstuk 4.4
Specifieke ondersteuningsbehoefte Rekenen

Slide 24 - Tekstslide

Waar weet je al van
dyscalculie ?

Slide 25 - Woordweb

Neem onderstaande vragen over en beantwoord ze tijdens het filmpje 
1. Waar heeft deze leerling moeite mee?
2. Wat is het verschil tussen een ernstig rekenprobleem en dyscalculie? 
3. Welke hulpmiddelen zijn al ingezet ? 
4. Wat zijn de 3 criteria voor dyscalculie? 
5. Wat zou er aan de hand kunnen zijn in de hersenen bij een kind met dyscalculie? (zie theorie)
6. Wat moet worden uitgesloten bij het onderzoek? 


Specialistische behandeling noodzakelijk

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Criteria dyslexie en signalen :
Criteria :
1. Bovengemiddeld veel moeite met rekenen 
2. Nauwelijks baat bij extra hulp of instructie. 
3. Groot verschil tussen rekenprestaties en prestaties op andere leergebieden.  

Mogelijke signalen : telfouten, cijferomwisseling, omdraaien bij aftrekken met overschrijding, leen- en onthoudfouten en fouten bij sommen met een 0 erin.

Slide 28 - Tekstslide

Dyscalculie
- Automatiseringsstoornis (zoals dyslexie)

- Verzamelnaam voor verschillende rekenstoornissen

Slide 29 - Tekstslide

4 soorten
automatiseren

stapjes maken 

              herkennen van cijfers

getalbegrip 




Slide 30 - Tekstslide

Opdracht Casus Silke en Sabine
Voor de casus

1. Vat de casus samen in je eigen woorden.
2. Waar heeft de leerling moeite mee?
3. Onder welke soort dyscalculie vallen de problemen van de leerling ?
4. Wat zijn de gevolgen voor de leerling van deze rekenproblemen?
5. Wat kunnen de ouders van de leerling doen om haar te helpen? Geef 2 voorbeelden.
6. Bedenk 3 oefeningen voor de rekenproblemen van de leerling. Deze oefeningen kunnen in het behandelplan komen voor de leerling. Beschrijf bij alle 3 de oefeningen ook hoe deze oefeningen Silke kunnen helpen. En beschrijf ook duidelijk hoe de oefeningen gaan.


Slide 31 - Tekstslide

Casus Sabine
Sabine zit in groep 6 van de basisschool. Ze is twee maanden te vroeg geboren, met een laag geboortegewicht. Ze heeft ernstige rekenproblemen en lichte spellingproblemen. Het technisch lezen gaat vlot. Sabine heeft veel last van haar leerproblemen: ze heeft een negatief zelfbeeld en is nogal faalangstig.
Uit het didactisch onderzoek blijkt dat het technisch lezen weliswaar vlot gaat, maar dat ze bijzonder veel problemen heeft met het lezen van pseudo-woorden: ze leest 40% van de woorden fout. De spellingproblemen lijken mee te vallen. Eenvoudige sommetjes zijn niet geautomatiseerd: Sabine rekent 17-4 uit door terug te tellen. De aanpak van sommen tot honderd is wel systematisch. Omdat zelfs de meest eenvoudige sommetjes nog berekend moeten worden, belasten sommen die in veel deelstapjes opgesplitst worden haar geheugen heel zwaar. 67+17 wordt eerst 60+10=70, vervolgens doet ze 70+7=77 en dan 77+7=84.

Slide 32 - Tekstslide

Casus Silke
Silke zit in groep 7 van de basisschool. Ze heeft sinds groep 4 problemen met rekenen. Thuis is er veel geoefend met de tafels. Silke heeft veel last van haar rekenproblemen: ze wordt stiller en trekt zich terug. Uit het rekenonderzoek blijkt dat Silke eenvoudige optelsommetjes over het tiental heen al vaak fout maakt. Bij het aftrekken wordt duidelijk dat het getalinzicht onvoldoende is (3-0 = 0; 78-14 = 71). De tafels kent ze slecht, ondanks het vele oefenen. Het begrip van het delen is nog absoluut niet aanwezig (24:8 = 21).
Bij het berekenen van moeilijker sommen op papier wordt duidelijk dat Silke niet alleen vastloopt bij het hoofdrekenen, maar dat ze ook weinig houvast heeft. Het inzicht in de getallenlijn en in hoe je bewerkingen uitvoert, is onvoldoende. Kortom, er is sprake van een complex van factoren: problemen met hoofdrekenen, onvoldoende automatisering van eenvoudige sommetjes, een zwak getalinzicht en onvoldoende kijk op de bewerkingen.
Psychologisch onderzoek naar cognitieve vaardigheden geeft geen aanwijzingen voor problemen met het verbale geheugen: zowel het korte- als het lange termijngeheugen is voldoende. De algemene intelligentie is van laaggemiddeld niveau. Het ruimtelijk inzicht is onder het gemiddelde niveau en het redeneren met kwantiteitsbegrippen is zwak. 

Slide 33 - Tekstslide

Eindopdracht  dyslexie /dyscalculie
Mogelijke onderwerpen zijn:
• Wat is dyslexie / dyscalculie, wat zijn kenmerken en oorzaken?
• Welke problemen ervaren kinderen met dyslexie / dyscalculie?
• Hoe wordt dyslexie /  dyscalculievastgesteld, welke onderzoeken vinden er plaats?
• Hoe wordt dyslexie / dyscalculiebehandeld?
• Hoe kunnen scholen kinderen met dyslexie / dyscalculie begeleiden?
• Wat is belangrijk voor de ouders?

Slide 34 - Tekstslide

Hoe verlaat je deze les ?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Tips & Tops

Slide 36 - Open vraag

Slide 37 - Tekstslide