In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
5.5. Lenen en betalen (KGT)
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
- Herhalen
- Opdrachten bespreken
- Zelfstandig aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Terugblik
Slide 3 - Tekstslide
Gatentekst
Een 1) _______ stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan 2) _______. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je 3) _______ in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te 4) _______ en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we 5) _______. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we6) _______.
Vul in in de tekst!
Interen
Budget
Duurzame gebruiksgoederen
Sparen
Incidentele uitgaven
Budgetteren
Slide 4 - Tekstslide
Gatentekst
Een BUDGET stel je vast op grond van je inkomsten en de uitgaven die je van het budget wilt betalen. Wanneer de werkelijke uitgaven lager zijn dan het budget, houd je geld over en is het voordelig om te gaan SPAREN. Wanneer de werkelijke uitgaven hoger zijn dan het budget, moet je INTEREN in op je spaargeld en ontstaan er financiële problemen als het spaargeld op is. Het is dus belangrijk om goed te BUDGETTEREN en bewust te zijn van je uitgaven om financieel gezond te blijven. Het spaargeld kunnen we bijvoorbeeld gebruiken als er iets stuk gaat. Dat noemen we INCIDENTELE UITGAVEN. Ook kunnen we spullen kopen die lang meegaan, zoals een nieuwe tv. Dat noemen we DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN.
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 10 van hoofdstuk 5.4 lenen en betalen op bladzijde 20 t/m 23.
Huiswerk
Slide 6 - Tekstslide
5.5. Lenen en betalen (KGT)
Slide 7 - Tekstslide
0
Slide 8 - Video
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat lenen is.
uitleggen hoe een lening inelkaar zit.
uitleggen wat de voor- en nadelen van lenen zijn.
de rente die je betaald uitrekenen.
uitleggen waarom je meer moet terugbetalen, dan dat je geleend hebt.
Wat gaan we leren?
Slide 9 - Tekstslide
Financiering is de manier waarop geld beschikbaar komt voor een aankoop.
Hoe gaan we ervoor zorgen dat we deze Lamborghini kunnen betalen?
Financiering
Slide 10 - Tekstslide
Lenen is geld van anderen gebruiken, dat je later moet terugbetalen.
Het terugbetalen van geleend geld wordt ook wel aflossen genoemd.
Lenen is duurder dan sparen!
Lenen
Slide 11 - Tekstslide
Voordelen
Je kunt gelijk kopen wat je wilt hebben.
Je kan geld lenen als je onverwachts dringend geld nodig hebt.
Nadelen
Je hebt een schuld.
Je moet de lening terugbetalen.
Je moet meer betalen, dan je geleend hebt. Dat heet rente.
Voor- en nadelen van lenen
Slide 12 - Tekstslide
Vraag: Als je leent moet je je budget aanpassen. Waarom moet je dit doen en welk budget moet je aanpassen?
Antwoord: Elke maand moet ik de lening betalen, dus het budget voor mijn vaste lasten moet omhoog en de overige moeten omlaag.
Opdracht
Slide 13 - Tekstslide
Een termijn is een maandelijks geldbedrag voor het afbetalen van de lening.
Een termijn bestaat uit:
Rente (de vergoeding voor lenen)
Aflossing (het leenbedrag).
Terugbetalen in termijnen
Slide 14 - Tekstslide
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-. Wat zijn de rentekosten van deze lening?
Opdracht
Slide 15 - Tekstslide
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = € 17.424,-.
De rentekosten van deze lening zijn dus € 17.424, - € 15.000,- = € 2.424,-
Opdracht
Slide 16 - Tekstslide
Rente is de vergoeding voor de bank. Je betaalt rente, omdat de bank ook geld wil verdienen.
Ook loopt de bank risico, want misschien betaal je de lening niet of te laat terug.
Rente
Slide 17 - Tekstslide
VRAGEN?
Slide 18 - Tekstslide
OPDRACHTEN
Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op pagina 24 en 25.
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 6 t/m 11 op bladzijde 26 en 27.
Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!
timer
15:00
Slide 19 - Tekstslide
Gatentekst
1) _______ betekent geld van anderen gebruiken. Het meest bekende voorbeeld is de 2) _______. Dat is een lening voor het kopen van een huis. Je kunt bij een bank een lening of hypotheek afsluiten. 3) _______ betekent dat je regelmatig geld betaalt aan de bank om de hypotheek terug te betalen. Maar let op! Als je geld leent, moet je ook een vergoeding betalen aan de bank. Dat heet 4) _______. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je op den duur moet terugbetalen. Het is dus belangrijk om goed na te denken voordat je geld leent en om altijd op tijd je aflossingen en rente te betalen. Als je geld leent, stijgen de 5) _______. Hierdoor moet je bezuinigen op andere budgetten.
Vul in in de tekst!
Lenen
Vast lasten
Rente
Aflossen
Hypotheek
Slide 20 - Tekstslide
Gatentekst
LENEN betekent geld van anderen gebruiken. Het meest bekende voorbeeld is de HYPOTHEEK. Dat is een lening voor het kopen van een huis. Je kunt bij een bank een lening of hypotheek afsluiten. AFLOSSEN betekent dat je regelmatig geld betaalt aan de bank om de hypotheek terug te betalen. Maar let op! Als je geld leent, moet je ook een vergoeding betalen aan de bank. Dat heet RENTE. Hoe hoger het rentepercentage, hoe meer geld je op den duur moet terugbetalen. Het is dus belangrijk om goed na te denken voordat je geld leent en om altijd op tijd je aflossingen en rente te betalen. Als je geld leent, stijgen de VASTE LASTEN. Hierdoor moet je bezuinigen op andere budgetten.
Slide 21 - Tekstslide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 11 van hoofdstuk 5.5 lenen en betalen op bladzijde 24 t/m 27.