Inflatie is een stijging van het algemeen prijspeil
Deflatie is een daling van het algemeen prijspeil
Slide 15 - Tekstslide
Koopkracht
Je koopkracht laat zien hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.
Je koopkracht is dus afhankelijk van:
- De prijzen
- Je inkomen
Slide 16 - Tekstslide
Nominale waarde van je inkomen
Stel je inkomen is €1500 per maand.
Je krijgt een loonsverhoging van 2%
Dan ga je er nominaal €30 op vooruit. Dit is een nominale stijging.
Slide 17 - Tekstslide
Job zijn inkomen blijft gelijk, maar de prijzen stijgen. Welk antwoord is juist?
A
Hij heeft meer koopkracht
B
Hij heeft minder koopkracht
C
Zijn koopkracht blijft hetzelfde
Slide 18 - Quizvraag
Yes! Je gaat per maand 50 euro meer verdienen bij de supermarkt. Alle prijzen van de producten die je koopt blijven gelijk. Stijgt, daalt of blijft de koopkracht nu gelijk?
A
Koopkracht stijgt
B
Koopkracht daalt
C
Koopkracht blijft gelijk
Slide 19 - Quizvraag
Reële waarde / koopkracht
Je bent natuurlijk heel blij met €30 euro extra.
Helaas zie je dat de prijzen met 4% zijn gestegen. De reële waarde van je inkomen is nu minder. Je hebt minder koopkracht omdat de prijzen procentueel harder zijn gestegen dan je inkomen in procenten is gestegen
Slide 20 - Tekstslide
maak nu
opgave 1 en 2 van de verdiepingsopgaven.
Slide 21 - Tekstslide
Door inflatie stijgt de koopkracht van geld.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Als de inflatie hoger is dan de stijging van mijn loon, dan....
A
blijft de koopkracht gelijk
B
daalt de koopkracht
C
stijgt de koopkracht
Slide 23 - Quizvraag
Koopkracht stijging en daling
Slide 24 - Tekstslide
Als de inflatie 2% en de rente op mijn spaargeld 1% bedraagt, dan..