In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
7.3
Stroom en schakelen
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Je leert wat de capaciteit van een batterij inhoudt
je leer wat weerstand is
je leert wat vermogen is
je leert wat rendement is
je leert hoe je met bovenstaande grootheden kunt rekenen
Slide 2 - Tekstslide
Bekijk het fimpje op de volgende slide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden.
Een iPhone 7 batterij heeft een capaciteit van 1.960 mAh
Slide 5 - Tekstslide
Capaciteit berekenen
Het symbool voor capaciteit is C.
Capaciteit berekenen: C= I x t
In woorden:
Capaciteit = Stroomsterkte (in Ampere) x tijd (in uur)
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Tekstslide
Wat is elektrisch vermogen?
De hoeveelheid elektrische energie die per seconde wordt omgezet in een andere vorm van energie.
Symbool: P
Eenheid: Watt (W)
Slide 9 - Tekstslide
Vermogen
Symbool is P (Power)
Wordt uitgedrukt in W (Watt)
Vermogen = Spanning (in V) x Stroomsterkte (in A)
P = U x I
Slide 10 - Tekstslide
Energiegebruik
Energiegebruik = E in kWh
kilo Watt hour (uur)
Slide 11 - Tekstslide
E berekenen
E = P x t
E = Energiegebruik in kWh
P = Energie (power) in Watt
t = tijd in uren
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
weerstand
Slide 14 - Tekstslide
Geleider of isolator?
Isolatoren houden de stroom tegen. Ze hebben een grote weerstand. Denk aan kunststoffen, porselein, hout etc.
Geleiders laten de stroom door. Ze hebben een kleine weerstand. Denk aan metalen als ijzer, koper, aluminium en bijvoorbeeld water.
Slide 15 - Tekstslide
Weerstand?
Een geleider heeft een kleine weerstand, een isolator een grote weerstand.
Maar je kunt ook kunstmatig een weerstand in je stroomkring opnemen. Dit is soms nodig omdat een apparaat anders overbelast zou worden. Wanneer een apparaat overbelast wordt krijgt hij teveel stroom te verwerken en gaat kapot.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Weerstand berekenen
Weerstand kun je berekenen.
R= Weerstand in ohm
U = spanning in volt
I = stroomsterkte in ampere
Slide 18 - Tekstslide
Hoe rekenen met rendement?
Rendement is altijd uitgedrukt in %
Slide 19 - Tekstslide
Het persentage van de elektrische energie die nuttig gebruikt wordt is het rendement
Slide 20 - Tekstslide
20% van de elektrische energie die naar de lamp gaat wordt omgezet in licht
De andere 80% in warmte
Is een gloeilamp voor warmte? nee.... Wel voor licht....
Het rendement is 20%
Slide 21 - Tekstslide
Een waterkoker verwarmt water tot het kookt. Hiervoor is 360 kJ warmte nodig. De waterkoker gebruikt 450 kJ elektrische energie. Bereken het rendement.
1) Wat is het nuttig gebruikte energie?
2) Wat is de totaal toegevoegde energie?
3) Vul de formulie in.
Slide 22 - Tekstslide
Kilowattuur-meter
Slide 23 - Tekstslide
Formule voor capaciteit:
A
Capaciteit = spanning : stroomsterkte
B
Capaciteit = weerstand x tijd
C
Capaciteit = stroomsterkte x tijd
D
Capaciteit is geen formule voor.
Slide 24 - Quizvraag
Een accu kan 10 ampère voor 5 uur leveren. Bereken de capaciteit van de accu.
A
Capaciteit = 10 / 5 = 2 Ah
B
Capaciteit = 10 x 5 = 50 Ah
C
Capaciteit = 10 - 5 = 5 Ah
D
Capaciteit = 10 + 5 = 15 Ah
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het symbool voor vermogen?
A
V
B
I
C
P
D
U
Slide 26 - Quizvraag
Welke formule gebruik je om het VERMOGEN te berekenen?
A
P = U : I
B
E = P x t
C
U = I x R
D
P = U x I
Slide 27 - Quizvraag
Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand
Slide 28 - Quizvraag
Op een lampje staat: 6V;100 mA, P = U x I Hoe groot is het vermogen van het lampje?
A
P = 600 W
B
P = 0,6 W
C
P = 6 W
D
P = 60 W
Slide 29 - Quizvraag
Bereken het vermogen van 2 lampen van 0.1 A die aangesloten zijn op het lichtnet. Vermogen = spanning x stroomsterkte
A
Verm = 12 V x 2A = 24W
B
Verm = 230 V x 1A = 230W
C
Verm = 12 V x 0.2A = 2.4W
D
Verm = 230 V x 0.2A = 46W
Slide 30 - Quizvraag
Een stofzuiger van 1400 watt, twee lampen van 40 watt en een magnetron van 700 watt worden aangesloten op dezelfde groep. Hoe groot is de totale vermogen in kW?
A
P = 2180 kW
B
P = 2,140 kW
C
P = 2,180 kW
D
P = 2140 kW
Slide 31 - Quizvraag
Een lampje dat 50 mA verbruikt kan op een volle batterij 16 uur branden. Wat is de capaciteit van de batterij?
A
800 mAh
B
1600 mAh
C
3,125 mAh
D
0,32 mAh
Slide 32 - Quizvraag
Hoe schrijf je het op de juiste manier op? De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A
Slide 33 - Quizvraag
Energieverbruik = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energieverbruik =
1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energieverbruik =
1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energieverbruik =
1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energieverbruik =
1 x 1.30 = 1.3 kWh
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW
Slide 35 - Quizvraag
Wat is de eenheid van vermogen in de formule E=P*t
A
W
B
kW
C
P
D
E
Slide 36 - Quizvraag
E is het symbool voor?
A
Hoeveelheid verbruikte energie
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 37 - Quizvraag
Wat is de eenheid die hoort bij VERMOGEN?
A
A
B
V
C
cm
D
W
Slide 38 - Quizvraag
Met welke eenheid meten we spanning
A
ampère
B
vermogen
C
volt
D
watt
Slide 39 - Quizvraag
I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 40 - Quizvraag
Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere. Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm
Slide 41 - Quizvraag
Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.
Slide 42 - Quizvraag
De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm
Slide 43 - Quizvraag
R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 44 - Quizvraag
Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I
Slide 45 - Quizvraag
I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 46 - Quizvraag
Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t
Slide 47 - Quizvraag
Spanning (U) = 12V Stroom sterkte (I) = 0,5 A Wat is de weerstand
A
R= U . I
R= 12V x 0,5 A
R= 6 ohm
B
R= I/U
R = 0,5A / 12V
R = 0,042 ohm
C
I = U / R
I= 12V /12 ohm
I= 1A
D
R = U/I
R= 12V /0,5A
R=24 ohm
Slide 48 - Quizvraag
Lesdoelen gehaald?
Je weet wat de capaciteit van een batterij inhoudt
je weet wat weerstand is
je weet wat vermogen is
je weet wat rendement is
je weet hoe je met bovenstaande grootheden kunt rekenen