Examenvoorbereiding lezen/luisteren 3F


Lezen/Luisteren 3F


voorbereiding CE Nederlands 3F
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les


Lezen/Luisteren 3F


voorbereiding CE Nederlands 3F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
- Herhaling lesstof d.m.v. vragen waar je actief deel aan neemt.
- Informatie over het examen
- Tips
- Oefenexamen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor deze les moet je soms samenwerken met je klasgenoten. Vorm een groep van maximaal 2 personen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je hebt inzicht in welke type vragen voorkomen in het examen; 
  • Je kunt minimaal twee tekstsoorten en -doelen benoemen;
  • Je kunt minimaal twee tekstverbanden benoemen en de bijbehorende signaalwoorden;
  • Je kunt hoofd- en bijzaken onderscheiden van elkaar;
  • Je weet hoe je een lees- en luistertekst moet aanpakken om
    tot een beter tekstbegrip te komen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde om te starten met lezen/luisteren?
Kies uit: 
Eerst de vraag lezen, daarna starten met het lezen of luisteren,
Ik lees eerst de hele tekst, en kijk daarna naar de vragen
Ik lees de tekst eerst globaal door en ga dan naar de vragen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste volgorde. Kies uit:
Intensief lezen/Doorstrepen van de foute antwoorden/Het stukje gevraagde tekst doorlezen en de vraag erbij lezen, zelf het antwoord bedenken/Foute antwoorden wegstrepen/De vragen lezen/Globaal lezen/Check: zit jouw antwoord bij de meerkeuze?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De goede volgorde is:
1. Globaal doorlezen
2. De vragen lezen
3. Intensief lezen
4. Het stukje gevraagde tekst doorlezen en de vraag erbij lezen, zelf het antwoord bedenken
5. Kijken of jouw antwoord bij de meerkeuze zit
6. Zit jouw antwoord er niet bij? Start met het doorstrepen van foute antwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten vragen
- begripsvragen 
- interpretatievragen 
- evaluatievragen
- samenvattingsvragen
- opzoekvragen
- inhoudsvragen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begripsvragen: wat zijn dat?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begripsvragen: wat zijn dat?
Begripsvragen komen regelmatig voor om erachter te komen
of je de inhoud van de tekst begrijpt.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaan begripsvragen over?
A
hoofdgedachte/ onderwerp
B
oorzaak-gevolg/ middel-doel
C
hoofd-/bijzaken
D
drogreden/argument

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kun je zelf een voorbeeld geven van een begripsvraag?
Bespreek dit met je groep.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Begripsvraag
Een voorbeeld van een begripsvraag kan zijn:

Welke van de onderstaande zinnen vat de tekst het best samen?

Deze vragen gaan over de inhoud van de tekst.
Daarmee kijken ze of je de inhoud van de tekst begrepen hebt.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet de letters op de juiste plek:

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp van de tekst...
De hoofdgedachte van de tekst...
a) is waar de tekst over gaat
b) is het belangrijkste wat de auteur duidelijk wil maken
c) vind je in de titel of in de inleiding
d)  vind je in de titel of in de inleiding, in de kern of in het slot
e) bestaat uit enkele woorden
f) bestaat uit een hele zin

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het onderwerp van de tekst...
Kies uit: Daar gaat de tekst over/Is het belangrijkste dat de auteur duidelijk wil maken/Vind je in de titel of 1e alinea/Vind je in de titel, de 1e alinea, in de kern of in het slot/Bestaat uit enkele woorden/bestaat uit een hele zin

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De hoofdgedachte van de tekst...
Kies uit: Daar gaat de tekst over/Is het belangrijkste dat de auteur duidelijk wil maken/Vind je in de titel of 1e alinea/Vind je in de titel, de 1e alinea, in de kern of in het slot/Bestaat uit enkele woorden/bestaat uit een hele zin

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Interpretatievragen kun je letterlijk uit de tekst halen.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Interpretatievraag
Een voorbeeld van een interpretatievraag is:
Wat is het doel van de schrijver?
Maar ook:
Hoe reageert de vrouw op de vraag van de interviewer?
(Verbaasd, boos, sceptisch)

Daarom kan je dit dus niet letterlijk uit de tekst halen.
Het is hoe jij denkt dat het zit.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem twee tekstsoorten en bijbehorende tekstdoelen.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoorten en -doelen
- Informatieve teksten - Informeren
- Instructieve teksten - Instrueren
- Betogende teksten - Overtuigen
- Activerende teksten - Overtuigen en activeren

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort bij welke tekstsoort?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatieve tekst.
Kies uit: vooral feiten/brochure/informeren/overtuigen/vooral mening/standpunt onderbouwen

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Betogende tekst.
Kies uit: vooral feiten/brochure/informeren/overtuigen/vooral mening/standpunt onderbouwen

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het antwoord!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informatieve tekst
betogende tekst
vooral feiten
brochure
overtuigen
informeren
vooral mening
standpunt onderbouwen

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antwoorden horen bij evaluatievragen?
A
doel schrijver
B
conclusie
C
kwaliteit van de argumenten
D
Tekstverbanden

Slide 27 - Quizvraag

opvatting auteur + conclusie  = interpretatie

Evaluatievragen
 Evalutatievragen gaan over hoe delen van tekst met elkaar samenhangen. Bijvoorbeeld: 
Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
Het zijn ook vragen die jij jezelf moet stellen om kritisch over een (luister-)tekst te kunnen beoordelen.
Bijvoorbeeld:
Van welke drogreden is sprake bij het argument [...] in alinea 4?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden en signaalwoorden
oorzaak-gevolg
middel-doel
reden
tegen-stelling
voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaak-gevolg
Doordat, zodat
Middel-doel
Daarmee, omdat
Reden
Want, namelijk
Tegenstelling
Echter
Voorbeeld
Zo, bijvoorbeeld

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De volgende vraag maken we klassikaal! 
Je krijgt even tijd voor het antwoord. Je antwoordt per groepje.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

[2] Het aantal fietsen blijft groeien – Nederland telde er in 2009 al 18 miljoen – en daarmee dreigt het ‘paard van de democratie’,  zoals de fiets wel genoemd wordt, aan zijn eigen succes ten onder te gaan: wegen raken ermee verstopt en parkeerplaatsen lijken er nooit genoeg. Ondanks miljoeneninvesteringen zal het tekort aan fietsparkeerplekken bij stations de komende tien jaar verdubbelen tot tweehonderdduizend. Een ‘fietsinfarct’ dreigt. Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Hebben beleidsmakers en belangengroepen al die jaren zitten slapen? 
Sleep de tekstverbanden naar het juiste signaalwoord.

opsommend
voorbeeld
tegenstellend

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattingsvragen moeten altijd in eigen woorden worden geformuleerd.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Meestal wel, maar dan staat dat duidelijk aangegeven. 
Wat hoort er bij hoofdzaken?
Kies uit: Onderwerp/Centrum mindmap/extra uitleg/foto's/hoofdgedachte/illustraties/kernwoorden.

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er bij bijzaken?
Kies uit: Onderwerp/Centrum mindmap/extra uitleg/foto's/hoofdgedachte/illustraties/kernwoorden.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het antwoord!

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoofdzaken
bijzaken
hoofdgedachte
onderwerp
extra uitleg
illustraties
centrum mindmap
kernwoorden
foto's

Slide 39 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzaken
(Kernzinnen, feiten) 

Wie
Wat 
Waarom
Wanneer 
Waar
Hoe? 
Niet alle informatie in teksten is even belangrijk. Informatie die echt belangrijk is voor het tekstdoel, noem je hoofdzaken.
Bijzaken


Voorbeelden
Extra uitleg
Afbeeldingen 
Vragen
Details
Meningen 
Let op! Bij betogende teksten horen meningen wél in de samenvatting

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe pak je dus dit examen aan?
Zoals je net zag, zijn verschillende manieren om examenteksten aan te pakken.

Oefen verschillende manieren en kies daarna de manier die het beste bij jou past.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips
  • allemaal meerkeuzevragen
  • lees de vraag en alle antwoordopties voordat je iets invult
  • bedenk welke antwoorden zeker fout zijn
  • controleer of je alle vragen beantwoord hebt
  • Weet je het antwoord niet zeker? Schrijf vraag op en laat liggen voor later. 
  • wees goed uitgerustt!

Slide 42 - Tekstslide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Tips
  •  Zoek naar synoniemen
  •  Goed lezen
  • kritisch zijn in het vergelijken van de antwoorden met de (gesproken) tekst.
  • Kijk ook goed naar wat er wordt gevraagd
    - Onderwerp is wat anders dan de aanleiding

Slide 43 - Tekstslide

  • Door eerst de vraag en antwoordmogelijkheden te lezen, weet je wat de mogelijkheden zijn. Zo kun je gericht lezen/luisteren en lees/hoor je het juiste antwoord sneller. 
  • Als je denkt het antwoord te weten zonder de tekst te lezen, toch vraag en tekst lezen! Ook als je denkt het juiste antwoord te hebben gevonden, de andere antwoorden nog nalezen. 
Oefenen
Dat kan op Facet. Probeer dan het gehele examen in 1x te maken.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou je nog graag willen weten/leren?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik voel me goed voorbereid op het examen
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies