Schrijven 2 verwijswoorden

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 4 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 5 - Quizvraag

Alle zinnen een pv?
Alle zinnen hebben een persoonsvorm. Alleen in een titel van een tekst schrijf je vaak geen persoonsvorm.

Politie onderbezet

Slide 6 - Tekstslide

Bronvermelding

Slide 7 - Tekstslide

In een nieuwsitem moet altijd vermeld worden wie of wat de bron is. Waarom is dat denk je?

Slide 8 - Open vraag

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 9 - Open vraag

Verwijswoorden
Zoals het woord al zegt, verwijst een verwijswoord. In dit geval naar andere woorden in de tekst. 

Een schrijver gebruikt een verwijswoord om te voorkomen dat hij continu dezelfde woorden herhaalt, want op die manier wordt een tekst saai.

Verwijswoorden kunnen verwijzen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin. 

Het is belangrijk dat je weet waar verwijswoorden naar verwijzen, omdat je op die manier een tekst beter kan begrijpen. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden
Mijn broer wordt vandaag verwend, want hij is jarig.

Ik heb het boekverslag dat ik voor Nederlands moet maken al af.

Heb je mijn handschoenen gezien? Ja, die liggen daar.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide