Verdienen & Uitgeven H4

Verdienen & Uitgeven H4
Goede tijden, slechte tijden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verdienen & Uitgeven H4
Goede tijden, slechte tijden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen hoofdstuk 4
Na deze les kun je:
• de feitelijke groei van het bbp vergelijken met de structurele groei.
• beschrijven wat de kenmerken zijn van laagconjunctuur en hoogconjunctuur.
• de relatie beschrijven tussen de stand v/d conjunctuur, werkgelegenheid en inflatie/deflatie.
• voorbeelden geven van conjunctuurindicatoren.
• de relatie beschrijven tussen conjunctuurindicatoren en de conjunctuur.
• toelichten op welke wijze de overheid begrotingsbeleid kan voeren.


1/2

Slide 2 - Tekstslide

Economie van vraag en aanbod
De lange termijn economie wordt bepaald 
door de aanbodkant van de economie 
(=productiecapaciteit) 

De korte termijn economie wordt bepaald 
door de vraagkant van de economie 
(=bestedingen)
H3
H4

Slide 3 - Tekstslide

Aanbodkant = Productie(capaciteit)
Afhankelijk van de productiefactoren:
(1) Kapitaal
(2) Arbeid
(3) Natuur
(4) Ondernemerschap

Slide 4 - Tekstslide

Hoog- en laagconjunctuur

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Vraag: Leg uit wat er met Y gebeurt in hoogconjunctuur en waarom. Maak gebruik van de variabelen C, I, O, E & M.
Y = C + I + O + (E - M)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken laagconjunctuur

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken hoogconjunctuur

Slide 10 - Tekstslide

Conjunctuurindicatoren
Alle conjunctuurindicatoren samen vertellen iets over 
de actuele en verwachte stand van de economie.

- Vertrouwensindicatoren
(voorspeller)
- Economische indicatoren
(actueel)
- Arbeidsmarktindicatoren
(actueel/achteraf)

Slide 11 - Tekstslide

Conjunctuurindicatoren
Dingen die de ontwikkeling van BBP voorspellen:
- Vertrouwensindicatoren (producenten- en consumentenvertrouwen en orders)
- Economische indicatoren (consumptie, uitvoer en investeringen)
- Arbeidsmarktindicatoren (arbeidsvolume, werkloosheid, vacatures)

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4.1 t/m 4.10  > 4.5, 4.7 en 4.9 samen
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 13 - Tekstslide

Verdienen & Uitgeven H4
Goede tijden, slechte tijden

De overheid grijpt in

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoelen hoofdstuk 4
Na deze les kun je:
• voorbeelden geven van automatische stabilisatoren.
• aantonen dat automatische stabilisatoren een dempende invloed kunnen hebben op de schommelingen in de conjunctuur.
• nadelen van hoge inflatie en van deflatie noemen.
• uitleggen welke gevolgen de rente, de inflatie en de conjunctuur hebben op lenen en sparen.
• uitleggen hoe de centrale bank het rentebeleid voert om de inflatie te beïnvloeden.


2/2

Slide 15 - Tekstslide

Consumentenvertrouwen --> hoogconjunctuur
1) Leg uit dat een gestegen consumentenvertrouwen de oorzaak van een hoogconjunctuur kan zijn.

2) Leg uit dat een gestegen consumentenvertrouwen het gevolg van een hoogconjunctuur kan zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Bezettingsgraad en hoogconjunctuur
Hoogconjunctuur --> overbesteding  --> bezettingsgraad is hoog. 
Gevolg: inflatie en krappe arbeidsmarkt.
  • Bestedingen hoog --> productie hoog --> bezettingsgraad hoog --> druk op de prijzen. 

Slide 17 - Tekstslide

Economisch overheidsbeleid
De overheid probeert de conjunctuurbewegingen te dempen (richting de trendlijn) met anticyclisch begrotingsbeleid.   > Waarom willen ze dat?

Laagconjunctuur
- Hogere overheidsuitgaven (Y = C + I + O + E-M)
- Lagere belastingen = hoger nettoloon (Y = C + B + S)

Hoogconjunctuur vraag de omgekeerde acties van de overheid. Maar dit kan ook deels automatisch....

Slide 18 - Tekstslide

Economisch overheidsbeleid
Laagconjunctuur
- Hogere overheidsuitgaven (Y = C + I + O + E-M)
- Lagere belastingen = hoger nettoloon (Y = C + B + S)

Hoogconjunctuur vraag de omgekeerde acties 
van de overheid. Maar dit kan ook deels automatisch....

Welk beleid hebben we in werkelijkheid vaak?
Procyclisch begrotingsbeleid
Wanneer de overheid maatregelen neemt die de conjunctuurbeweging versterken
Procyclisch; omdat nieuwe kabinetten graag willen laten zien dat ze beslissingen nemen, dus ongeacht het moment van de economie toch geld gaan uitgeven. Daarnaast is het niet populair om in slechte tijden MEER uit te geven als overheid, als iedereen in het land het moeilijk heeft. Andersom; als het goed gaat heeft de overheid ook relatief meer geld, dat zouden ze dan niet moeten uitgeven. Dat is een lastige boodschap aan het volk...

Slide 19 - Tekstslide

Anticyclisch overheidsbeleid hoogconjunctuur
De conjunctuurlijn wordt "gedempt". (minder hoog/minder laag):
In hoogconjunctuur:
- O omlaag
- B omhoog

> Het gaat tegen de golf in.

Slide 20 - Tekstslide

Samen kijken naar 4.11 en 4.12
Blz. 43

Slide 21 - Tekstslide

Automatische conjunctuurstabilisatoren
In het kort: Het automatisch versterken van de economie in laagconjunctuur en het afremmen van de economie in hoogconjunctuur.

- Sociale uitkeringen 
(bijv. werkloosheidsuitkeringen)

- Progressieve belastingen
(relatief minder verdienen = relatief minder belasting)

- Minimumloon
(Een 'vangnet' als je geen werk kunt vinden)

Slide 22 - Tekstslide

Monetair beleid 
(geldbeleid)
Belangrijkste taak ECB: prijsstabiliteit in de eurozone (inflatie van ~2% per jaar)

Hoe? Door de maatschappelijke geldhoeveelheid te beïnvloeden (schaarste effect!)

- Rentestand verlagen 
Zorgt via hogere bestedingen en meer leningen voor een hogere geldhoeveelheid op de markt.
-  Open-markttransacties
Staatsobligaties die banken hebben (soms tijdelijk) opkopen van de banken. De banken krijgen dan de beschikking over meer geld, dat zij vervolgens weer uitlenen aan de consument en aan bedrijven.

Slide 23 - Tekstslide


Voor H4 moeten jullie echt zelf aan de bak! 
Lees de teksten goed door en vooral: oefenen!
De zelftesten, maar vooral examenopgaven.

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 4.11 t/m 4.19
    - Met degene die naast je zit aan de slag, overleggen mag
    - Vragen? > Lees samen de vraag nog een keer door > Aan mij vragen
    -  Maak de opdrachten in je schrift
Klaar?
- Nakijken van de opgaven 
- Oefenopgaves maken


Slide 25 - Tekstslide

Begrippen die naar voren kwamen in de examenopgaves
Loonstarheid: lonen veranderen niet makkelijk als er bijv. inflatie is. Lonen blijven op korte termijn gelijk, ze stijgen niet ineens mee met de inflatie. 
Nivelleren: loonverschillen kleiner maken (bijv. door progressieve belastingen)
Prijsdiscriminatie: twee voorwaarden > 1. gescheiden deelmarkten, 2. tickets moeten niet doorverkocht kunnen worden

Slide 26 - Tekstslide