- uitgang van het lidwoord verandert in de 1e en 4e naamval
Slide 14 - Tekstslide
Ein- und der-Gruppe
Hier zie je nog meer woordjes die altijd een naamval hebben: ze zijn in twee groepen verdeeld omdat ze verschillende uitgangen krijgen.
Slide 15 - Tekstslide
Naamvallen
Wat is een naamval?
Een middel waarmee de grammaticale functie van een bepaald woord in een zin wordt aangegeven. In het Duits staat ieder zinsdeel in een bepaalde naamval.
Hoe veel naamvallen zijn er in het Duits?
4
1e=Nominativ
2e=Genitiv
3e=Dativ
4e=Akkusativ
Slide 16 - Tekstslide
Naamvallen
1. Zinsontleding
2. Der-groep & ein-groep in de 1e en 4e naamval
Slide 17 - Tekstslide
Zinsontleding
Zinsdelen:
het onderwerp staat in het Duits altijd in de 1e naamval [Nominativ]
het lijdend voorwerp staat in het Duits altijd in de 4e naamval [Akkusativ]
het meewerkend voorwerp staat in het Duits altijd in de 3e naamval [Dativ]
Zinsontleding:
Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.
Slide 18 - Tekstslide
Hij/Hem-regel
Het onderwerp kan je vervangen door HIJ
Het lijdend voorwerp kan je vervangen door HEM
HIJ staat ook voor: Ik,jij,zij,wij,jullie
HEM staat ook voor: mijn, jouw, haar
Slide 19 - Tekstslide
"Ik heb een taart gekocht."
Wat is het gezegde?
Wat is het onderwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 20 - Tekstslide
Vragen zinsontleding
gezegde= alle werkwoorden en persoonsvormen in de zin