2.2 afronden

Leerdoelen

- Ik kan afronden op een gegeven aantal decimalen
- Ik kan afronden op ronde getallen
- Ik kan afronden in praktische situaties
Planning

- Regels afronden + oefenen
- Regels afronden op ronde getallen + oefenen
- Afronden in praktische situaties + oefenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen

- Ik kan afronden op een gegeven aantal decimalen
- Ik kan afronden op ronde getallen
- Ik kan afronden in praktische situaties
Planning

- Regels afronden + oefenen
- Regels afronden op ronde getallen + oefenen
- Afronden in praktische situaties + oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een decimaal getal?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Regels
Als je afrondt op twee decimalen, dan kijk je naar het derde decimaal.
Bij het afronden op drie decimalen, kijk je naar het vierde decimaal.
Je kijkt altijd naar het eerstvolgende decimaal.

Dan geldt:
0 t/m 4: rond af naar beneden (het cijfer waarop je afrondt verandert niet).
5 t/m 9: rond af naar boven (je verhoogt het cijfer waarop je afrondt met 1).


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op 2 decimalen:

12,5498

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op 3 decimalen:

9,29432

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Je kijkt alleen naar het eerstvolgende decimaal. De decimalen die daarachter staan, zijn niet van belang.

Dus 1,49 afronden op een
heel getal wordt 1.

Slide 6 - Tekstslide

Het is dus niet goed om eerst 1,49 af te ronden naar 1,5 en vervolgens naar 2.
Afronden op een geheel getal

                 a.     5,7368 = 6
                 b.     0,5137 = 1
                 c.    24,4967 = 24

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op een heel getal:

89,823

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op honderdtallen:
345

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op honderdtallen:
354

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond af op duizendtallen:
11400

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden in de praktijk
Anneke wil ijsjes trakteren in de klas. 
Haar klas bestaat uit 19 leerlingen. In 
één doos zitten 6 ijsjes. Hoeveel dozen 
moet Anneke kopen?

Heeft Anneke genoeg aan 3 dozen? Krijgt iedereen dan ijs?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gaan met de klas varen. We zijn met 23 mensen. In iedere boot kunnen 5 leerlingen. Hoeveel boten?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Imke gaat koken. Ze heeft 850 gram rijst nodig. In één pakje zit 400 gram. Hoeveel pakjes moet Imke kopen?
A
850 : 400 = 2,125, afgerond is dat 2
B
850 : 400 = 2,125, dus: 2,125
C
850 : 400 = 2,125, dus ik heb er 3 nodig
D
850 : 400 = 2,125, dus ik koop er 2,5

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden met contant geld
Tegenwoordig hebben wij 
in Nederland geen 1 en 2 
centen meer, 5 cent 
hebben we nog wel. 
Daarom moeten bedragen 
worden afgerond. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je doet boodschappen bij de Jumbo en op het scherm staat een bedrag van €27,93. Je wil contant betalen. Hoeveel reken je af?
A
€27,-
B
€27,90
C
€27,95
D
€28,-

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies