Samenvattingsles hst 1 economisch beleid

Samenvattingsles hst 1 economisch beleid
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Samenvattingsles hst 1 economisch beleid

Slide 1 - Tekstslide

Par 1.1 en 1.2 
Toezichthoudende rol CB

Slide 2 - Tekstslide

EUROPESE
CENTRALE
BANK

hoofdstuk 1

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Europese Centrale Bank
In principe wil de ECB geen conjunctuurbeleid voeren:
-De ECB heeft als belangrijkste taak om de inflatie laag te houden
-De ECB is de centrale bank van alle Eurolanden

Slide 5 - Tekstslide

Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid (rekenmiddel) en of oppotmiddel(spaarmiddel)

Slide 6 - Tekstslide

1.2.2 Geldhoeveelheid
  • De figuur illustreert dit aan de hand van de maatschappelijke geldhoeveelheid in ons land. 
  • Het betreft het aggregaat M1, dat bestaat uit het chartale geld (dit zijn de munten en bankbiljetten) in omloop en de saldi in rekening courant (het girale geld, ofwel de betaalrekeningen). 
  • In handen van publiek (=gezinnen + bedrijven)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Prijsstabiliteit
De centrale bank streeft dan ook naar een stabiele prijsontwikkeling. Zowel inflatie als deflatie wordt als ongewenst gezien. 

Slide 11 - Tekstslide

Geldschepping en vernietiging
  • ECB & DNB zijn geldscheppende banken
  • Substitutie = chartaal wordt giraal --> geen verschil M1, M2, M3
  • Geldschepping > M1 groeit door kredietverlening van banken aan publiek. 
  • Geldvernietiging > M1 daalt door geld van betaal naar spaarrekening (=transformatie > M1 wordt M2 ).

Slide 12 - Tekstslide

1.2.3 Financiële toezicht CB
  • ECB & DNB vormen samen (sinds 2014) het gemeenschappelijk Toezichtmechanisme
  • Depositogarantieregeling
  • Interbancaire leningen (dagleningen)
  • ECB is "lender of last resort" > voorwaarde bank financieel gezond op lange termijn.
  • Bankrun


Slide 13 - Tekstslide

Onderdelen monetair beleid - par 1.3 inflatiedoelstelling

  • Het monetair beleid is onderdeel van het conjunctuurbeleid en bestaat uit direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid en wisselkoersbeleid.
  • Enkelvoudig mandaat
    ECB > prijsstabiliteit
    (stabiele 2% inflatie)
  • FED duaal mandaat
    > prijsstabiliteit en maximale werkgelegenheid


Slide 14 - Tekstslide

Beetje inflatie goed voor de economie
  • Beleidsruimte ECB bij deflatieverwachtingen
  • Inflatie wakkert bestedingen aan
  • Inflatie zorgt voor daling waarde schulden
  • Inflatie vergroot overlevingskansen van bedrijven in tijden van crisis
  • Geldillusie en daarnaast voorspelbaarheid van inflatiepercentage is belangrijk! > Inflatierisico premie

Slide 15 - Tekstslide

Oorzaken inflatie
  • Bestedingsinflatie
  • Kosteninflatie
  • Winstinflatie
  • Importinflatie
  • Wisselkoersinflatie

Slide 16 - Tekstslide

Kosteninflatie (aanbod)
Kosteninflatie: oorzaak ligt aan de aanbodkant
  1. Kosten van produceren nemen toe. Bijvoorbeeld door stijgen van lonen of van grondstoffen, hogere belastingen, etc. 
  2. Om de winst te behouden, zullen bedrijven de prijzen laten stijgen. Oftewel: kosteninflatie.
     

Slide 17 - Tekstslide

Bestedingsinflatie (vraagkant)
Bestedingsinflatie: oorzaak ligt aan de vraagkant. 
  1. De bestedingen nemen toe, bijvoorbeeld omdat de overheid stimuleringsmaatregelen neemt
  2. Bedrijven gaan meer produceren (werkgelegenheid neemt toe) tot bereiken max productiecapaciteit
  3. Vraag stijgt, aanbod blijft hetzelfde: prijzen stijgen

Slide 18 - Tekstslide

Par 1.4 De uitvoering van het monetaire beleid

Slide 19 - Tekstslide

De Europese Centrale Bank bepaalt

De ECB heeft geen directe invloed op stijgende prijzen en hebben slechts één instrument om de inflatie indirect te beïnvloeden: de rente










De rente werkt als het gas- of rempedaal van de economie. Door een renteverhoging zullen de prijzen dalen, of in ieder geval minder snel stijgen (verkrappend monetair beleid). Door een renteverlaging zullen de prijzen sneller stijgen (verruimend MB)
Waarom heeft rentebeleidniet meteen effect op de economie ?

Slide 20 - Tekstslide

ECB monopolie creëren van basisgeld:
  • basisgeld bestaat uit chartaal geld en de centrale bankreserves
  • Centrale bankreserves zijn leningen die de ECB verstrekt aan banken.

Slide 21 - Tekstslide

ECB verstrekt centrale bankreserves aan banken:
  • om aan de vraag van het publiek naar chartaal geld te voldoen.
  • om interbancaire betalingen te doen (van klanten).
  • om aan reserveverplichtingen bij de ECB te voldoen (kas- of minimumreserve) > banken structureel geld tekort > herfinancieren tegen herfinancieringsrente (=refi-rente)

Slide 22 - Tekstslide

Samenhang basisgeld en maatschappelijke geldhoeveelheid

Slide 23 - Tekstslide

Rentebeleid ECB
  • ECB kondigt renteverlaging aan > moet aanbod basisgeld vergroten.
  • Basisgeld vergroten door obligaties te kopen van de banken > banken ontvangen basisgeld.
  • Door toename basisgeld daalt de rente 

Slide 24 - Tekstslide

1.4.2 transmissieproces

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1.15
2-1= 1%
2+1= 3%
1,5+2= 3,5%

Slide 26 - Tekstslide

Par 1.5 De effectieve ondergrens van de nominale rente

Slide 27 - Tekstslide

Ondergrens nominale rente
  • Tot een rente van -1% laat het publiek geld nog op de bank staan (=negatieve rente) 
  • In 2020 refirente ECB was 0% en onderlinge bankdepositorente - 0,5%. Deze negatieve rente is niet door berekend aan het publiek (rente was ook 0%).
  • Banken kunnen negatieve rente alleen ontlopen door overtollige liquiditeiten contant aan te houden.
  • Bij negatieve rente is monetair beleid op geldmarkt niet zinvol

Slide 28 - Tekstslide

Monetair beleid ECB
  • Op geldmarkt (dus korte looptijden)
  • Bij negatieve of rente 0% onconventioneel beleid > richten op kapitaalmarkt (lange termijn) > opkoopprogramma's obligaties om aanbod van vermogen op de kapitaalmarkt te vergroten. 
  • 2020:
    - €2.800 miljard aan obligaties opgekocht door ECB.
    > liquiditeitsoverschot banken € 2.000 miljard
    > groot deel extra basisgeld is niet bij publiek terecht gekomen
    > dus geen geldschepping > inflatie niet gestegen

Slide 29 - Tekstslide