Afzet = aantal verkochte stuks (dus niet in euro's)
Slide 7 - Tekstslide
Netto omzet/opbrengst verkopen
Van netto omzet naar bruto omzet
Stel er worden 2.000 biertjes verkocht op een festival voor €2 per stuk exclusief BTW. Bereken de bruto omzet.
(2.000 x 2) x 1,21 = €4840
Slide 8 - Tekstslide
Netto omzet/opbrengst verkopen
Van bruto omzet naar netto omzet
Stel er worden 1.500 flesjes water verkocht voor €3,27 per stuk inclusief 9% BTW. Bereken de netto omzet.
(3,27 / 109 x 100) x 1.500 = €4.500
Netto omzet zet je altijd credit op de resultaatrekening
Slide 9 - Tekstslide
Inkoopwaarde omzet (IWO)
De waarde van de verkochte goederen tegen inkoopprijs
Stel een onderneming verkoopt in een maand 10.000 goederen voor €20 per stuk. Deze goederen worden ingekocht tegen een prijs van €15. Wat is de inkoopwaarde van de omzet?
15 x 10.000 = €150.000
IWO zet je altijd debet op de resultaatrekening
Slide 10 - Tekstslide
Voor- en nacalculatie
Overzicht van begrote kosten en werkelijke kosten
Kosten ten opzichte van totale kosten in % Stel een bedrijf denkt totaal €15.000 aan kosten te maken, waarvan €3.000 aan energiekosten.
3.000/15.000 x 100 = 20%
Slide 11 - Tekstslide
Voor- en nacalculatie
Energiekosten waren €3.000, dus 20% van de totale kosten
Stel het bedrijf heeft werkelijk in totaal €18.000 aan kosten gemaakt, waarvan €3.600 aan energiekosten.