Hoofdsruk 1 - De exploitatiebegroting

Hoofdstuk 1 - De Exploitatiebegroting

MFA2 Financieel
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FinancieelMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 - De Exploitatiebegroting

MFA2 Financieel

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Lesplanner uitdelen/doornemen

  • Uitleg hoofdstuk 1

  • Opdrachten hoofdstuk 1 maken

Slide 2 - Tekstslide

Eigen exploitatiebegroting maken

  • Maak een overzicht van de kosten en opbrengsten die jij   denkt te hebben deze maand. Doe dit op de manier van de   resultaatrekening.

Slide 3 - Tekstslide

Exploitatiebegroting en resultaatrekening
Exploitatiebegroting
Vooraf een schatting maken van wat
de kosten en opbrengsten zullen zijn

Resultaatrekening (of winst- en verliesrekening)
Achteraf overzicht maken van
werkelijke kosten en opbrengsten

Slide 4 - Tekstslide

Manier 1

Omzet
Inkoopwaarde omzet -
Brutowinst
Overige kosten -
Nettowinst
Manier 2

Slide 5 - Tekstslide

IOBON
  • Omzet = afzet x verkoopprijs
  • IWO = afzet x inkoopprijs (in de horeca ''inslag'')
  • Brutowinst = omzet - IWO
  • Overige kosten = bedrag (loonkosten, autokosten, etc.)
  • Nettowinst = brutowinst - overige kosten

Slide 6 - Tekstslide

Netto omzet/opbrengst verkopen

Opbrengst verkopen berekenen
  • Omzet incl. BTW = afzet x verkoopprijs incl. BTW
  • Omzet excl. BTW = afzet x verkoopprijs excl. BTW

  • Afzet  = aantal verkochte stuks (dus niet in euro's)

Slide 7 - Tekstslide

Netto omzet/opbrengst verkopen
Van netto omzet naar bruto omzet

Stel er worden 2.000 biertjes verkocht op een festival voor €2 per stuk exclusief BTW. Bereken de bruto omzet.
  • (2.000 x 2) x 1,21 = €4840

Slide 8 - Tekstslide

Netto omzet/opbrengst verkopen
Van bruto omzet naar netto omzet

Stel er worden 1.500 flesjes water verkocht voor €3,27 per stuk inclusief 9% BTW. Bereken de netto omzet.
  • (3,27 / 109 x 100) x 1.500 = €4.500

  • Netto omzet zet je altijd credit op de resultaatrekening

Slide 9 - Tekstslide

Inkoopwaarde omzet (IWO)
De waarde van de verkochte goederen tegen inkoopprijs

Stel een onderneming verkoopt in een maand 10.000 goederen voor €20 per stuk. Deze goederen worden ingekocht tegen een prijs van €15. Wat is de inkoopwaarde van de omzet?
  • 15 x 10.000 = €150.000
  • IWO zet je altijd debet op de resultaatrekening

Slide 10 - Tekstslide

Voor- en nacalculatie
  • Overzicht van begrote kosten en werkelijke kosten
  • Kosten ten opzichte van totale kosten in %
     Stel een bedrijf denkt totaal €15.000 aan kosten te maken, waarvan €3.000 aan energiekosten.

  • 3.000/15.000 x 100 = 20%

Slide 11 - Tekstslide

Voor- en nacalculatie
  • Energiekosten waren €3.000, dus 20% van de totale kosten
  • Stel het bedrijf heeft werkelijk in totaal €18.000 aan kosten   gemaakt, waarvan €3.600 aan energiekosten.
  • 3.600/18.000 x 100 = 20%

  • Kosten zijn relatief (in €) gestegen
  • Kosten zijn procentueel (in %) gelijk gebleven

Slide 12 - Tekstslide

Gezamenlijk maken
Opdracht 1.10 op blz. 72

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maken opdrachten hoofdstuk 1
  • Huiswerk voor volgende week woensdag

  • Heb je een vraag? Steek je hand op!
  • Mag met oortjes/muziek in werken
  • Mag samenwerken met degene naast je 

Slide 14 - Tekstslide