In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welcome to the 2nd lesson
Slide 1 - Tekstslide
TODAY'S LESSON
Personal Pronouns
Possessive Pronouns
But first....
Slide 2 - Tekstslide
Last week we discussed grammar.... Articles, plural and word order Name one thing that you remember from this lesson?
Slide 3 - Woordweb
Personal Pronouns
Slide 4 - Tekstslide
Uitleg
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord: ==> een persoon, een dier, of een ding
Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt - he walks
De kat loopt - it walks
Slide 5 - Tekstslide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je in het Engels?
Slide 6 - Open vraag
Uitleg
Let op: I (ik) is altijd met een hoofdletter
Meervoud van it = they
Slide 7 - Tekstslide
Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord is:
A
he
B
where
C
home
D
Susan
Slide 8 - Quizvraag
Vervang "Susan" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
he
B
we
C
you
D
she
Slide 9 - Quizvraag
Vervang "the dog" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
he
B
it
C
you
D
I
Slide 10 - Quizvraag
Vervang "my friends and I" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
I
B
they
C
we
D
you
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden - 2e rijtje
Slide 13 - Tekstslide
Peter is in love with his girlfriend, Anne. He loves ........ .
A
her
B
his
C
you
D
we
Slide 14 - Quizvraag
Do you help your dad? Do you help .....?
A
she
B
he
C
him
D
her
Slide 15 - Quizvraag
We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 16 - Quizvraag
Possessive
Pronouns
Slide 17 - Tekstslide
Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je?
Slide 18 - Woordweb
Bezittelijke voornaamwoorden
geven bezit aan
worden dus gebruikt om aan te geven dat iets van iemand is
Slide 19 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Een overzicht:
mijn = my
jouw/uw = your
zijn = his
haar = her
zijn/haar (dingen) = its
onze = our
jullie = your
hun = their
Slide 20 - Tekstslide
Bezittelijke voornaamwoorden
Net zoals in het Nederlands kun je op nog een manier aangeven dat iets van iemand is:
Dat is mijnfiets.
Die fiets is van mij.
De betekenis van de zin is hetzelfde, maar de manier van zeggen is anders. Net als in het Nederlands gebruik je dan een ander bezittelijk voornaamwoord
Slide 21 - Tekstslide
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie/uw
hun
my
your
his
her
our
your
their
Bezittelijke voornaamwoorden - 1
Slide 22 - Tekstslide
van mij
van jou
van hem
van haar
van ons
van jullie/u
van hen
mine
yours
his
hers
ours
yours
theirs
Bezittelijke voornaamwoorden - 2
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeelden
Dit is mijngitaar. -> This is myguitar. Deze gitaar is van mij. -> This guitar is mine.
Dat zijn hunboeken. -> Those are their books. De boeken zijn van hen. -> The books are theirs.
Dit is zijntas. -> This is hisbag. Deze tas is van hem. -> This bag is his.
Slide 24 - Tekstslide
The cat has a long tail. ______ colour is white.
A
her
B
his
C
its
D
our
Slide 25 - Quizvraag
Susan and Mike are twins. ____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de juiste vertaling van deze zin: Dit is mijn gitaar.
A
This is my guitar.
B
That guitar is of mine.
C
This guitar is my.
D
Those guitars are ours.
Slide 27 - Quizvraag
You ask your friend: My pencil is broken. Can I borrow ......?