wk 47: les 1 - werkwoordspelling (pv tt, pv vt)

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Donderdag 24 november - 2AT1
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik: leesautobiografie/fictiedossier periode 1
  • Werkwoordspelling: pv tt en pv vt
  • Aan de slag!













timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...je fictiedossier in een groepje besproken.
...je leesautobiografie gemaakt. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze les ga je leren...
...hoe de de pv tt en de pv vt moet schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik: leesautobiografie

1. Kleutertijd (0-5 jaar)
2. Lagere school (6-12 jaar)
3. Middelbare school (12/13 jaar - nu)

--> (voorgelezen) boeken, tv-series/ tv-programma's, films, strips, toneel, gedichten, popsongs

Slide 5 - Tekstslide

27. Werkwoordspelling - Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm in een zin?
  • Tijdproef: tegenwoordige tijd - verleden tijd
  • Getalproef: enkelvoud - meervoud

Voorbeelden:
Ik roep mijn moeder.              Ik riep mijn moeder.
Ik loop naar school.               Wij lopen naar school.

Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 6 - Tekstslide

27. Werkwoordspelling - De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm (+ t)
infinitief (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen.

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
1. Hij (redden) de opgesloten dieren.
2. Ik (werken) hard voor mijn sportcarrière. 
3. Op woensdag (hockeyen) Tom en Karel. 

Slide 9 - Tekstslide

27. Werkwoordspelling - De persoonsvorm in de verleden tijd
ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

Gisteren rustte ik uit van een voetbaltraining. (ik-vorm + te)
Gisteren beantwoordde ik mijn mail. (ik-vorm + de)




Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!
Lees blz. 110
Maak opdr. 1, 2, 3, 4, 5
Klaar? Maak opdr. 6, 7, 8

Slide 11 - Tekstslide

Einde van deze les

Slide 12 - Tekstslide