Primaire lichtbronnen maken licht en secundaire weerkaatsen het.
Slide 2 - Tekstslide
Kleurenspectrum
Slide 3 - Tekstslide
IR
Infrarood licht wordt gebruikt bij infraroodzicht en warmtelampen.
Slide 4 - Tekstslide
UV
Ultraviolet licht wordt gebruikt bij blacklights en zonnebanken.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe kan je kleuren zien?
Slide 6 - Tekstslide
Kleuren zien.
In de vorige slide zag je dat als witlicht (alle kleuren) op een banaan valt dat alleen geel wordt weerkaatst naar onze ogen. Zo zien we dan geel.
Slide 7 - Tekstslide
Lichtstralen tekenen we met pijlen.
Slide 8 - Tekstslide
Schaduw tekenen
Slide 9 - Tekstslide
In halfschaduw komt meer licht dan in kernschaduw
Kernschaduw ontstaat omdat daar geen enkel licht komt.
Bij half schaduw komt een beetje licht en dus komt daar MEER licht.
Slide 10 - Tekstslide
Spiegelen.
Wanneer lichtstralen op een oppervlak belanden spiegelen ze volgens de spiegelwet:
Hoek van inval = Hoek van uitval
Slide 11 - Tekstslide
Spiegelwet
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing
Slide 12 - Tekstslide
+ en - lenzen.
We gebruiken lenzen wanneer je niet goed ver of dichtbij kan zien. Er zijn dan + en - lenzen.
Slide 13 - Tekstslide
Positieve lenzen:
Aan de rand dunner dan in het midden (bolle lenzen).
Negatieve lenzen:
Aan de rand dikker dan in het midden (holle lenzen).
Slide 14 - Tekstslide
Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4
Slide 15 - Tekstslide
Een positieve lens.
Bij een positieve lens ontstaat een convergerende lichtbundel. Dit is een lichtbundel waarbij alle lichtstralen naar 1 punt gaan.
Slide 16 - Tekstslide
Een negatieve lens heeft een divergerende werking. Bij een negatieve lens is de constructie precies anders om. De brandpuntsafstand en lenssterkte zijn negatief