Taalkaart 2 Wie ben jij voor anderen?

Welkom

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Kennismaken
  2. Brief schrijven 
  3.  Woordspin Praktijk
  4. Taalkaart 2
  5. Spelletje

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • Kan ik aan de hand van een schrijfplan een brief schrijven.

  • Weet ik wat het begrip 'eigenschap' betekent.

  • Kan ik 5 eigenschappen van mezelf benoemen.

  • Kan ik beargumenteren waarom ik iets vind.

  • Kan ik 3 dingen benoemen die ik heb geleerd.

Slide 3 - Tekstslide

Kennismaken
  1. Ga staan als je van ............ houdt.
  2. Ga staan als je ........... leuk vind.
  3. Ga staan als je niet van ........... houdt.

Slide 4 - Tekstslide

Wie ben ik?
Schrijf een brief aan mij over wie jij bent.

Slide 5 - Tekstslide

Wat kan ik over mijzelf vertellen?

Slide 6 - Woordweb

Schrijfproces
  1. Voor het schrijven
    Waar ga ik over schrijven? + schrijfplan maken

  2. Schrijven 
    Alinea's bedenken (B1) + tekst schrijven

  3. Controleren 
    Taalverzorging + hoe ziet de schrijfopdracht eruit.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbereiden
  • Bepaal het schrijfdoel, waarom schrijf je?

  • Bepaal je publiek, voor wie schrijf je?

  • Bedenk het onderwerp, wat schrijf je?

  • Kies de tekstsoort, hoe schrijf je?

Gewoon beginnen / internet / discussiëren / brainstormen / Mindmap maken.

Slide 8 - Tekstslide

Mindmap schrijfplan
  • Maak een cirkel en schrijf in het midden het onderwerp

  • Schrijf het schrijfdoel op. Met welk doel schrijf je de tekst? Informeren, activeren, overtuigen of een mening geven?

  • Om het onderwerp de deelonderwerpen

  • Maak gebruik van kleuren, lijnen en eventueel tekeningen, zodat het een duidelijk geheel wordt. Ook schrijf je alleen steekwoorden op, dus nog geen hele zinnen.

Slide 9 - Tekstslide

Layout
Mooi en netjes (uiterlijk), zodat het prettig leest en het uiterlijk past bij de inhoud.

  • Titel
  • Lettertype
  • Lettergrote
  • Witregels
  • Aanhef en afsluiting
  • Afbeeldingen passen bij de tekst en staan goed. 

Slide 10 - Tekstslide

Maak een woordspin in groepjes

Gebruik onderstaande vragen

  1. Hoe kan ik mijn Nederlands buiten school oefenen?
  2. Wat doe ik op dit moment al?


Slide 11 - Tekstslide

Opdracht Praktijkboek B1
  • Maak deel 1 blz. 5 t/m 7
  •  Bespreek hierna in groepjes de vragen met elkaar.
  • Leg ook uit waarom je iets vindt. Benoem argumenten.

Slide 12 - Tekstslide

Taalkaart 2 Wie ben jij voor anderen?
Blz. 12
Eigenschap = iets wat voor jouw uniek is. Een karaktereigenschap. 

Synoniem van eigenschap = kenmerk

Kwaliteit = iets waar je goed in bent.

Slide 13 - Tekstslide

Welke eigenschappen ken jij?

Slide 14 - Woordweb

Kwaliteitenspel
  1. Ga in een groepje van 4 zitten.
  2. Kies 1 kwaliteit/eigenschap uit.
  3. Vertel waarom deze kwaliteit bij jouw past. Beargumenteer. 

Slide 15 - Tekstslide

Taalkaart 2 Wie ben jij voor anderen?
blz. 12

  • Schrijf 5 eigenschappen van jezelf op.
  • Spreek deze week met een Nederlandstalig familielid, vriend of collega.
  • Maak taalkaart 2 voor volgende week vrijdag 24/3

Slide 16 - Tekstslide

Schematisch schrijfplan
  1. Schrijf het onderwerp op. Waar gaat de tekst over? 

  2. Schrijf het tekstdoel op. Met welk doel schrijf je de tekst? Informeren, activeren, overtuigen of een mening geven?

  3. Schrijf op wat je in de inleiding wilt schrijven.

  4. Schrijf op wat je in het middenstuk wilt schrijven.

  5. Schrijf op wat je in het slot wilt schrijven.

  6. Je schrijft alleen steekwoorden op, dus nog geen hele zinnen.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 18 - Open vraag

Schrijfplan maken
Schematisch schrijfplan (structuur) of een mindmap (creatief)

Kies een manier die goed bij jou past. Het is wel handig om beide manieren een keer uit te proberen.

Slide 19 - Tekstslide

Voorbereiden + uitvoeren + controleren
  • Prewrite, maak een schrijfplan/bouwplan.

  • Driedelige opbouw
    (inleiding-middenstuk-slot)

  • Structuur, binnen de opbouw bedenken welke informatie in welk deel van de tekst komt .
    (argumentatie, voor- en nadelen, 5xW+H-methode)

  • Eerst de inhoud (WAT schrijf je op) en daarna pas formuleren (HOE schrijf je dat op).

  • Daarna controleer jij je tekst op spelling en grammatica en vormgeving.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide