Herhalen PV

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog?
  • Herhalen pvtt en pvvt
  • Zelf aan de slag!



Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van de les:
  • kun je de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd correct spellen;
  • kun je de verleden tijd van zwakke werkwoorden correct spellen;
  • kun je de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Voor we starten....
Noteer eerst het huiswerk in jouw Plenda.

Maandag 28 maart:
Werkblad pv af
Spelling ww H4: opdr. 1 t/m 4

Vrijdag 8 april:
Toets Spelling en Formuleren H3+4


Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm vinden?

  • vraagzin maken > pv vooraan
  • tijdproef > zin in andere tijd zetten
  • getalproef > ev - mv 

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm vinden?

  • vraagzin maken > pv vooraan
  • tijdproef > zin in andere tijd zetten
  • getalproef > ev - mv 

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Noteer de persoonsvormen uit onderstaande zinnen:

  • Tom krijgt nieuwe lenzen.
  • Verandert het weer deze week?
  • Ik probeer heel stil te slikken.
  • Gijs schrikt en maakt per ongeluk een gek geluid.

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Noteer de persoonsvormen uit onderstaande zinnen:

  • Tom krijgt nieuwe lenzen.
  • Verandert het weer deze week?
  • Ik probeer heel stil te slikken.
  • Gijs schrikt en maakt per ongeluk een gek geluid.

Slide 8 - Tekstslide

Spelling werkwoorden H1-3
  • H1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • H2: De verleden tijd van zwakke werkwoorden
  • H3: De verleden tijd van sterke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

H1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Je vindt de ik-vorm door het hele werkwoord -en:
fietsen - ik fiets

ik erbij of jij/je erachter
ik-vorm
ik fiets, word jij
Enkelvoud (hij/zij/het)
ik-vorm + t
hij fietst, zij wordt
Meervoud (zij/wij/jullie)
wij-vorm
wij fietsen, jullie worden

Slide 10 - Tekstslide

Morgen ... (verven) Lucas zijn fiets blauw.

Slide 11 - Open vraag

In dat restaurant ... (bereiden) een geweldige kok het eten.

Slide 12 - Open vraag

Het wondje aan mijn vinger ... (genezen) gelukkig snel.

Slide 13 - Open vraag

Welke regels ... (gelden) voor voetgangers?

Slide 14 - Open vraag

H2: verleden tijd zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte
  • enkelvoud: ik-vorm tt + 'de' of 'te': stuurde, fietste
  • meervoud: ik-vorm tt + 'den' of 'ten': stuurden, fietsen
Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' en gebruik je 't Kofschip.

Slide 15 - Tekstslide

Welke werkwoord is zwak?
A
breken
B
waarschuwen
C
kiezen
D
achtervolgen

Slide 16 - Quizvraag

H3: verleden tijd sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep
  • Je gebruikt de verlengproef om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt. binden - bond, zitten - zat
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk, behalve als het voor de uitspraak nodig is.


Slide 17 - Tekstslide

Opdracht
Zoek eerst de persoonsvormen. Zet vervolgens de persoonsvorm in de verleden tijd. Lever je antwoorden in op de volgende slide.

  1. Het hele vliegtuig kijkt naar me. 
  2. Vijf mensen drukken op hun belletje. 
  3. Een klein meisje begint te huilen.
  4. Al snel staan er drie stewardessen bij mij in de rij.
  5. Even later wordt er omgeroepen of er een dokter aan boord is.

Slide 18 - Tekstslide

Lever hier jouw antwoorden in van de opdracht.

Slide 19 - Open vraag

Aan de slag!
Maak het werkblad over de persoonsvormen. 

Klaar? 
Trainen Spelling Werkwoorden H1-3 of lezen in je leesboek.

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 28 maart:
Werkblad pv af
Spelling ww H4: opdr. 1 t/m 4

Vrijdag 8 april:
Toets Spelling en Formuleren H3+4

Slide 21 - Tekstslide